van de raad is bedoeld dat de gemeentebegroting door de uitkeringen in
gevolge de Algemene Bijstandswet zo zwaar belast zou worden, dat men hier
door tegen dit voorstel zou zijn.
De VOORZITTER zegt begrepen te hebben dat dit wel het geval was en
dat daarom juist iedereen zo zwaar aan dit voorstel tilde. Nu dit niet
het geval blijkt te zijn, neemt hij zijn woorden dienaangaande, terug.
Hij blijft bij zijn bewering dat men op grond van de uitkeringen ingevolge
de Algemene Bijstandswet dit voorstel niet zou mogen afstemmen. Hij meen
de begrepen te hebben dat de leden van de raad bevreest waren voor de
hieruit voortvloeiende consequenties.
Wethouder van OOSTERHOUT wil inhaken op hetgeen er over de uitkering
en ingevolge de Algemene Bijstandswet is gezegd. De uitkeringen, die ge
schieden op grond van de Algemene Bijstandswet, vindt hij niet bezwaar
lijk. De mensen die voor deze uitkering in aanmerking komen, hebben hier
zelfs voor \0ö,o recht op. Wel heeft hij bezwaar dat er in het tehuis men
sen zouden worden opgenomen, die geen recht op uitkering ingevolge de Al
gemene Bijstandswet hebben en dan enkel om genoemd 'tehuis vol te krijgen.
Personen - die op sociale en medische indicatie uitkering genieten, roept
bij hem geen enkel bezwaar op. Hij zegt persoonlijk bang te zijn voor de
uitslag van een te houden stemming. Daarbij komt nog dat deze zaak hier
voor een te groot sociaal goed is. De financiële positie van de gemeente
is momenteel zo dat men uit enkele objecten moet gaan kiezen. Ook in het
opgestelde investeringprogram zijn deze financiële lasten niet voorzien.
Br zijn nog te veel andere urgente objecten. Persoonlijk voelt hij er
veel voor om op de door het lid Meijers gedane suggestie in te gaan, na
melijk om een lijst van eventuele bewoners van het bejaardentehuis te ver
strekken. Het te bouwen bejaardentehuis zou wellicht kleiner opgezet kun
nen worden, later zou tot uitbreiding kunnen worden overgegaan. Het woord
in deze is nu echter aan de leden van de raad, die zich moeten realiseren
door te kiezen voor dit object in de toekomst wellicht andere objecten
moeilijk of onmógelijk te maken.
De VOORZITTER zegt dat vastgesteld kan worden dat elk bejaardentehuis
met een grote wachtlijst zit. Het tehuis kleiner opzetten stelt het hele
plan in de waagschaal, nog ervan afgezien dat een eventuele latere uit
breiding veel meer geld kost* Een alternatief is naar zijn mening eenvoudigweg
niet te vinden, zonder het risico te lopen helemaal van voren af aan te
moeten beginnen.
Het lid BRAAT is van mening dat het voorstel van burgemeester en wet
houders in stemming gebracht dient te worden, daar over deze kwestie alles
is gezegd wat er over te zeggen valt.
De VOORZITTER gaat hierna tot hoofdelijke stemming over. De loting
wijst aan dat het lid BRAAT (nr. 9 van de presentielijst) als eerste-
stemt. De uitslag is als volgt:
vóór het voorstel van burgemeester en wethouders stemmen de leden Braat,
du Pont, van Oosterhout, de Veth, Brouwers, van Elzakker, Dekkers, de
Haas, Meijers, Achterberg en den Boer.
Tegen genoemd voorstel stemt het lid de Wit.
Het voorstel van burgemeester en wethouders is dus aangenomen met 11
steramen voor en 1 stem tegen.