-5-
Voorts kan in het algemeen op grond van artikel 140 van de Algemene
Politieverordening worden opgetreden tegen het innemen of blijven in
nemen van een plaats met een voertuig en/of aanhangwagengeladen met
hooi, stro, vlas of andere brandgevaarlijke stoffen. De tankwagen, ge
parkeerd staande op de Kade is een wagen van de R.T.T. Deze vervoert nu
eena vloeibare latex (rubber), dan weer vloeibare zeep. Dit zijn geen
brandgevaarlijke stoffen.
Het lid ACHTERBERG komt terug op de door hem tijdens de vorige
vergadering gestelde vraag, betreffende de aanleg van een verkeers-
tuin op het recreatieoord "De Baarlebossche"Op bedoelde vraag is
geen concreet antwoord gegeven. Toch zag hij deze vraag gaarne alsnog
beantwoord. Hij vraagt of op bedoelde vraag een duidelijk antwoord ge
geven kan worden.
Betreffende de aanleg van verkeerstuinen is enig documentatiemateri
aal ter inzage gelegd. Burgemeester en wethouders merken op dat zij,
gezien de hoge kosten, van de aanleg van een verkeerstuin willen afzien.
4. Voorstel tot vaststelling verordening opslag gas-, huisbrand- en stook
olie.
5. Voorstel tot het openen van de mogelijkheid om personeel in nevenfunc
ties voor langer dan 6 maanden op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht in dienst te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming worden deze voorstellen aangenomen.
6. Voorstel tot handhaving van de aanslag precariorechten ten name van
J.W. Beek. Lijsterbesstraat 5, alhier.
Het lid BRAAT zegt de lol van dit voorstel niet te begrijpen. Onder
agendapunt 7 wordt voorgesteld om tot intrekking van de heffing van pre
cariorechten voor inritten over te gaan.
De VOORZITTER antwoordt dat de wijziging van de verordening op de
heffing en invordering van precariorechten, genoemd onder agendapunt 7,
per 1-1-70 in werking zal treden. Het voorstel tot handhaving van de aanslag
precariorechte* ten name van de heer Beek betreft het belastingjaar 1968.
Het lid DE HAAS vreest dat deze aangelegenheid een prestigekwestie
zal worden. Hij meent te weten dat genoemde heer Beek deze zaak verder
zal uitvechten. Genoemde persoon staat misschien wel in zijn recht.
De VOORZITTER merkt op dat volgens de verordening op de heffing en
invordering van precariorechten de gebruiker van een inrit belasting
plichtig is.
Het lid DE WIT vraagt of, wanneer bijvoorbeeld 10 personen van één
inrit gebruik maken, dan ook deze 10 mensen allemaal precariorecht moeten
betalen. Hij dacht dat een inrit maar één keer belast kon worden.
De VOORZITTER antwoordt dat elke gebruiker van de inrit precariorecht
moet betalen. Wordt een inrit door 10 personen gebruikt, dan moeten deze
mensen allemaal betalen.