-4-
dat er gestreefd moet worden naar een evenwichtige verhouding tussen inkora—
sten en uitgaven, teneinde een goede gemeentelijke huishouding te verkrijgen.
Het lid BRAAT merkt op dat de commissie, belast met het onderzoek van
de rekening over 1966, vrij diep op deze materie is ingegaan. Niet wat be
treft de cijfers als zodanig, doch de financiële positie van de gemeente is
aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen. Het is interessant om te zien wat
er gedurende het rekeningsjaar 1966 gebeurd is.Het irriteert hem echter dat
er nu over de rekening 1966 gepraat wordt, terwijl nog niet precies bekend
is hoe de cijfers nu precies liggen. Het netto nadelig saldo bedraagt
144,270,22, maar van dit bedrag kan nog wel 50.000,of 60.000,
af gaan. In één jaar is er een ommezwaai waar te nemen van een batig saldo
van y 64.600,23 naar een nadelig saldo van 144.270,22. Dit is een verschil
van ruim 2 ton. Hij zegt voorts dat ook de leden van de raad er zich terdege
van bewust moeten zijn, dat zij mede debet zijn aan dez© gang van zaken. Dit
kan men niet ontkennen, aldus spreker. Hij vraagt of het niet wenselijk zou
zijn dat de raad in de loop van het jaar, dus tussentijds, bij de preadviezen
een overzicht wordt gegeven van de inkomsten en uitgaven, zodat de leden
van de raad steeds op de hoogte zijn van de financiële positie der gemeente.
De VOORZITTER antwoordt dat bij de raadsstukken die ter inzage liggen,
steeds de desbetreffende begrotingswijzigingen zijn bijgevoegd, zodat men
hieruit de financiële postie van de gemeente kan aflezen.
Het lid BRAAT merkt voorts op dat er bij de rekening 1966 twee posten
zijn die er duidelijk uitspringen en bij hem het nodige pessimisme veroor
zaken. Het betreft hier allereerst het aflopen van de garantie-uitkering en
vervolgens de enorme stijging van de kapitaalslasten. Hij dringt aan op
het voeren van een voorzichtig beleid. Hij wijst voorts nog op de noodzaak
van een prioriteitenprogramma aan de hand van een investeringsplan.
De VOORZITTER antwoordt dat dit aan de orde zal komen bij de begroting
1969. Er is steeds naar gestreefd een sluitende begroting te krijgen. Uit
de cijfers van de rekening 1966 kan men lering trekken wat men in de toekomst
moet doen.
Het lid KEIJ zegt het in deze met het lid Braat eens te zijn. Er komen
in de rekening evenwel ook posten voor, waaraan het gemeentebestuur weinig
kan dóen, zoals bijvoorbeeld de kosten, voortvloeiende uit de Algemene Bij
standswet en de exploitatievergoeding ex artikel 101 der Lageronderwijswet
1920. Hij is van mening dat het nog wel eens ontbreekt aan de juiste koop
mansgeest, wanneer het gaat om de aankoop van gronden en panden. Persoon
lijk is hij het niet altijd met deze aankopen eens.
De VOORZITTER antwoordt dat het gemeentebestuur probeert zijn best te
doen om een zo goed mogelijk koopman te zijn.
Het lid DEKKERS vraagt aandacht voor de geweldige lijst van schuldenaren
Hij informeert of deze lijst regelmatig wordt nagegaan. Het moet, volgens
hem, toch niet kunnen voorkomen dat op deze lijst nog belangrijke posten
voorkomen, die dateren van 1962 en 1963Hij vindt dit nogal erg en vraagt of
er aan deze kwestie iets gedaan kan worden.
De VOORZITTER antwoordt dat het verificatiebureau elk kwartaal een rap
port uitbrengt, waarbij ook dergelijke lijsten zijn bijgevoegd. Op deze lijsten
wordt door burgemeester en wethouders steeds de aandacht gevestigd en aange
drongen op inning van deze gelden. Deze kwestie heeft dan ook regelmatig de