-7- Het lid BRAAT kan alle begrip opbrengen voor het standpunt om met een sluitende begroting te werken. Bij de behandeling van de begroting 1968 is reeds gesteld dat er betere ra mingen voor gemeentewerken dienden plaats te vinden. Het valt hem op dat volgnummer 244 nu zo sterk verlaagd kan worden, n.l. met 14.000, De VOORZITTER zegt dat hier het verschil ligt tussen ramen en ramen! Het lid BRAAT vindt het maar moeilijk te begrijpen. Het zal wel een beleidsbeslissing zijn. De ramingen zijn oorspronkelijk kennelijk te hoog geweest. De gehele begroting herzien zou volgens hem beter geweest zijn. De VOORZITTER antwoordt hierop dat de belangrijkste posten bekeken zijn. Het heeft geen zin om naar kleine verschillen te zoeken. Hier zou administra tief te veel tijd aan gespendeerd moeten worden. Het lid DEKKERS meent dat deze wijzigingen een gevolg zijn van het be- grotingsonderzoek. Hij vermoedt dat die betreffende 14.000,te maken hebben met de tertiaire weg. Het lid KEIJ versterkt deze mening door op te merken dat er al meer verlagingen gewwest zijn naar aanleiding van het onderzoek ban de begroting. De VOORZITTER vraagt om een besluit van de raad, waarna het voorstel zonder hoofdelijke stemming wordt aangenomen. Hierna wordt de behandeling van agendapunt 15 voortgezet. De VOORZITTER zegt dat de akte aanwezig is. Er komt een aantekening voor van een vergadering van burgemeester en wethouders van 11-9-63: Brief aan Kores. Rente indien grond naar gemeente teruggaat. Deze aantekening was voor mns het bewijs dat dit ter sprake is geweest. In geweten zijn we dan ook verplicht om hier naar "^e handelen. Het lid van ELZAKKER vraagt of er notulen wordennbijgehouden van de vergaderingen van burgemeester en wethouders. De VOORZITTER zegt hierop dat er geen uitgebreide notulen worden ge maakt. Op de betreffende stukken worden aantekeningen gesteld. Hierop geeft hij de vergadering voor de laatste maal het woord. Het lid BRAAT kan meegaan met de suggestie van het lid den Boer, met als termijn 3 jaar. De VOORZITTER zegt hierop dat het lid Braat zich van de aantekening in het dossier dan niets aantrekt, «aarop het lid BRAAT antwoordt: Zo kan het gesteld worden. De VOORZITTER merkt op dat de brief niet is uitgegaan en de schuld in deze bij de gemeente ligt. Het lid BRAAT vraagt nog waarom Kores uitstel vraagt tot 15 oktober, waarop de VOORZITTER antwoordt dat dit duidelijk in de brief staat. Het lid MEIJERS vindt dat men keihard zakelijk dient te blijven. Het verschil in rente en boete wil hij niet laten vallen. De hoffelijkheid kan hij zich wel indenken. Het lid de HAAS wil zich aansluiten bij hetgeen het lid Meijers heeft opgemerkt. Hij ziet de mogelijkheid nog aanwezig dat Kores komen zal.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1968 | | pagina 85