-2- De VOORZITTER antwoordt dat de door het lid Braat bedoelde brief toch wel bij de stukken ter inzage heeft gelegen. Het betreft een schrijven van 4-11-68, gesteld in drie verschillende redacties. Het lid BRAAT is van mening dat dit nu een geval is, dat leert hoe voorzichtig men moet zijn. Deze zaak had, volgens hem, beter gepresenteerd moeten worden. In de toekomst moet men dergelijke kwesties zien te vermijden. De VOORZITTER zegt het met de opmerking van het lid Braat volledig eens te zijn. Hij geeft toe dat de bewuste brief iets aardiger gesteld had kunnen worden. Het lid de HAAS zegt het met deze zaak helemaal niet eens te zijn. Hij kent de geschiedenis van deze kwestie een beetje. Bij schrijven van 12-6-68 is de bewoners van de Oostenrijkse woningen medegedeeld dat per 1-7-68 de huur wordt verhoogd. In genoemd schrijven zegt het college van burgemeester en wethouders dat voor zover voor deze huurverhoging toestemming van de minister van Volkshuisvesting en Ruimte lijke Ordening nodig is deze is aangevraagd. Mocht deze toestemming niet worden ver leend dan vindt onmiddellijk verrekening van het teveel betaalde met de huurder plaats. Bij schrijven van 4-9-68 zijn de bewoners van de Oostenrijkse woningen aan de Pagnevaartweg inlichtingen verstrekt omtrent eventuele aankoop van de door hem be woonde woning. Door de bewoners van bedoelde woningen is tegen deze huurverhoging ^^beroep aangetekend bij de huuradviescommissie te Zevenbergen. De huuradviescommissie adviseerde dat partijen met elkaar in overleg moeten treden teneinde tot een redelijke verhoging van de huurprijs te komen. Voorts merkt spreker op dat niet alle huurders van bedoelde woningen een schrijven van burgemeester en wethouders hebben ontvahgen. Van de woning Pagnevaartweg 16 is geen getekende huurovereenkomst bij de stukken aanwezig. De gemeente is bij deze aangelegenheid volgens hem van de veronderstelling uitgegaan dat deze zaak rechtgetrokken moest worden. Het aan de bewoners gerichte schrijven van 4—11 68 was eigenlijk als overleg bedoeld. De mensen hebben echter noodgedwongen de huurcontrac ten getekend en hebben door deze gang van zaken het vertrouwen in het college van burgeT meester en wethouders verloren. De bewoners hebben onder dwang het huurcontract getekend. Hij stelt voor deze zaak terug te nemen en met de bewoners in overleg te treden om zo doende tot een redelijke verhoging van de huurprijs te komen. De VOORZITTER is van mening dat men deze zaak nuchter moet bekijken. Op 9-7-68 is aan de bewoners van de Oostenrijkse woningen aan de Pagnevaartweg een correcte brief gestuurd, waarin burgemeester en wethouders zich bereid verklaarden om over deze zaak eens te praten. In een op 12-7-68 gehouden bespreking is tot uiting gekomen dat een drastische huurverhoging voor deze woningen noodzakelijk was. Ook is door enkelè be- ^fcwoners van bedoelde woningen gevraagd of zij de woning eventueel konden kopen. Deze kwestie is toen onderzocht en men kon deze woningen inderdaad kopen. De woningen konden zelfs tegen een schappelijke prijs door de huurders worden aangekocht, dan wel in huur koop worden genomen. Op deze mogelijicheid zijn 3 reacties gekomen. Sinds de huurlibe- ralisatie staat het de huiseigenaar vrij de huur te vragen die hij wil. Als de huurder deze niet wil betalen, wacht hem huuropzegging. Hij geniet maximaal twee jaar huurbe- scherming, gedurende welke tijd desnoods de kantonrechter de hoogte van de huur bepaalt. Het college van burgemeester en wethouders had het liefst dat de betreffende huurders rustig bleven wonen. Hij vindt het jammer dat de brief van 4-11-68 in deze bewoordingen is gesteld, doch met dit excuus is volgens hem deze kwestie

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1968 | | pagina 120