-4—
Als gevolg hiervan wordt het voorschot van 1964 verhoogd met 258,95 en alzo
gebracht op 1.239,48.
15. Voorstel tot afwijzing van de aanvrage ex artikel 101 bis van de L.O.-wet
1920 van het Instituut St. Louis voor het geven van vakonderwijs in licha
melijke oefening aan de lagere scholen.
Het lid ACHTERBERG brengt in bespreking de brief van de Stichting Centraal
Schoolbestuur St. Louis van 15-11-1963 waarin ondermeer naar voren is gebracht
dat verscheidene onderwijzers door leeftijd en/of lichamelijke gesteldheid niet
in staat zijn het vak lichamelijke oefening met vrucht te geven.
Hij vraagt zich in dit verband af of de consulent voor de lichamelijke opvoeding
zich ter plaatse op de hoogte heeft gesteld van de wijze waarop het vak wordt
gedoceerd. Hij geeft toe dat er enig soulaas is gekomen door de invoering van
het schoolzwemmen. Hij zwemmen beperkt zich echter tot de kinderen van de vierde
en vijfde klas.
De gehele situatie doet hem niet prettig aan. Hij bepleit de belangen van
een goed gymnastiek onderwijs en zou gaarne zien dat op de aanvrage een gunstige
beschikking wordt genomen.
Het lid BROUWERS schaart zich achter het betoog van het lid Achterberg.
Het lid "VERHEULEN ziet gaarne dat beide partijen elkaar alsnog zullen vinden
door een of andere compromi-
De VOORZITTER acht zich gelukkig door de opening van het instructiezwembad
waardoor eenmaal per week de kinderen van de vierde en vijfde klas lichamelijke
oefening krijgen in de vorm van zwemles door een bevoegd zwemonderwijzer.
De kosten van het schoolzwemmen komen geheel voor rekening der gemeente.
Hij betoogt verder dat de L.O.-wet in principe er van uitgaat dat alle vak
ken worden gegeven door de klasse-onderwijzer. De bezoldiging van de klasse
onderwijzer komt ten laste van het rijk.
Geeft een onderwijzer om een of andere reden geen les dan moet de opvul
ling van het rooster door de gemeente worden betaald.
Inwilliging van het verzoek brengt met zich financiële consequenties.
Het lid VERMEULEN informeert naar de lesuren in het zwembad.
De VOORZITTER antwoordt dat in overleg met de consulent voor de lichamelijke
opvoeding het schoolzwemmen is ingevoerd voor de leerlingen van de vierde en
vijfde klas en wel voor eenmaal per week, waardoor een gymnastiekles vervalt.
De zweminstructie wordt gegeven door de badmeester. Voor toezicht is de klasse
onderwijzer mede aanwezig.
Het lid ACHTERBERG verklaart zich voorstander om de jeugd het beste van
het beste te geven. De ouders zullen het zeker niet prettig vinden als zij ver
nemen dat aan hun kinderen geen gymnastiekles wordt gegeven.
Hij spreekt nogmaals zijn twijfel uit of de consulent voor de lichamelijke
opvoeding zich ter plaatse goed heeft georiënteerd.
De VOORZITTER kan het standpunt van de consulent zeer goed begrijpen. De
klasse-onderwijzer is de man die alle vakken in de klas moet geven. Dit beginsel
is in de wet neergelegd met als consequentie dat het rijk het volledige salaris
van de onderwijzer betaald.
Het lid ACHTERBERG wijst op de ouderdom en de lichamelijke toestand van de
betrokkenen. Deze personen zijn nu eenmaal niet in staat het vak te onderrichten,
Wethouder KEIJ had het beter geacht als het schoolbestuur tevoren in over
leg was getreden met het gemeentebestuur. Men had dan in rustige sfeer het gehele
probleem kunnen bezien en bespreken.