Volgens een opgave van 15 juni 1814 telde onze gemeente toen 2092 inwoners Het aantal woonhuizen bedroeg 372, en daar van gestichtsbevolking in deze tijd nog geen sprake was, was de gemiddelde woningbezetting dus bijna 6. Van de toen malige Oudenbosschenaren waren er 1978 rooms-katholiek, 101 hervoimd, 1 luthe raan en 12 israëliet. De protestanten vormden ondanks hun betrekkelijk klein aan tal nog altijd een invloedrijke groep. Typerend is b.v. het feit dat de eerste burgemeester na de bevrijding, Jacobus Benjamin van Breda, uit hun midden voort kwam. Het silhouet van onze gemeente werd nog niet beheerst door een imposant ge bouw als de basiliek, maar er waren wel verscheidene patriciërshuizen, die Oudenbosch een apart cachet gaven. Op het kerkhof stond de vervallen middeleeuwse kruiskerk, die de katholieken tien jaar tevoren, profiterend van de Bataafse vrijheid, weer in gebruik hadden kunnen nemen. De hervormden moesten hun diensten houden in een der vertrekken van de pastorie aan de Fenkelstraat. Hun kerkgebouw, waarvoor koning Lodewijk Napoleon in 1809 de benodigde gelden had geschonken, zou eerst in 1819 gereed komen. V<5<5r de Franse tijd was Oudenbosch de hoofdplaats geweest van het Oostkwar tier van het Markiezaat van Bergen op Zoom. Daaraan had het o.a. te danken dat het in 1813 enkele regionale centrumfunkties behield. Het was de zetel van een kantongerecht - de zittingen werden op het gemeentehuis gehouden -, er was een kantoor van de registratie, de zegel- en successierechten gevestigd en er was een brigade gendarmerie (de latere marechaussee) gestationeerd. Dit laatste o.a. in verband met de onveiligheid van de omgeving, die veroorzaakt werd door de na bijheid van het beruchte Heike. Werpen we een blik in de gemeentebegroting van het jaar 1814» dan kunnen we ons enigszins een beeld vormen van de situatie in het toenmalige Oudenbosch. Deze begroting - een geschrift van zes bladzijden! - vertoont aan inkomsten een totaalbedrag van 6837 gulden en 17 stuivers. De uitgaven beliepen de som van 6742 gulden, 19 stuivers en 2 penningen, zodat er een batig saldo overbleef van 94 gulden, 17 stuivers en 14 penningen. De voornaamste bron van inkomsten was de persoiele omslag, een gemeentelijke be lasting van de kostwinners (ca. 370geheven naar de geschatte draagkracht. De aanslagen varieerden van 1tot 224,de opbrengst bedroeg 4400 gulden. Naar volgorde van grootte waren de belangrijkste gemeentelijke inkomsten verder: renten van uitstaande gelden 517 gulden, 14 stuivers, 4 penningen} additionele Btuivers op de grondlasten, het personeel en het mobilair (de opcenten dus op de rijksbelastingen) 338 gulden, 17 stuivers, 2 penningen} de opbrengst van de ver koop van straatmest (in 14 kavels ten overstaan van de burgemeester publiek ver kocht) 309 gulden! Van de uitgaven werd het leeuwendeel opgeëist door de renten van vroeger aangegane geldleningen n.l. 1944 gulden. Dan moest er een buitengewone uitgave geraamd worden van 1186 gulden voor het aandeel van Oudenbosch in de kosten van uitrusting van een contingent landmilitie in het arrondissement Breda (er moest nog een Nederlandse strijdmacht opgebouwd worden!maar verder kwamen er in de begroting geen bedragen voor van meer dan drie cijfers! De gehele gemeenteadmi nistratie kostte 350,De secretaris moest - zonder personeel - een geheel jaar zijn i*erk doen voor 375»de ontvanger kreeg 225,Bij de post: jaarwedde leden plaatselijk bestuur werd niets ingevuld, maar laconiek vermeld'; zal nader geregeld worden. De burgemeester moest dan ook tot 1817 wachten, voor dat Gedeputeerde Staten zijn bezoldiging hadden vastgesteld en hem zijn achter^ stallig salaris: 175»per jaar kon worden uitbetaald. De leden van de raad moesten tot 1821 hun bestuurlijke taak pro deo verrichten.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1963 | | pagina 59