VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD op woensdag 30 december 1959, des avonds om 20.00 uur Aanwezig de leden: J.A.J.P. Keij, C.A. van Oosterhout, M.H.J. den Braber, P.*'1. Brouwer, G.A. Dekkers, Chr. van Elzakker, A.P.P.M. Kessel, J.A.F.M, van Spaandorik, M.J. Verheijen N. Vissenberg B-ft-O-rt. &Matr e-n- M.Tolhu.iae.r? Afwezig wegens ziekte het lid W.F. Vermeulen. Voorzitter: B. Funk. Secretaris: J.A.M. Boudrie (waarnemend). 1Opening De voorzitter opent de vergadering met gebed. 2. Notulen Het lid KESSEL merkt ten aanzien van punt 5, betreffende 2e wijziging van de Algemene Politieverordening op, dat de Nederlandse wetten geen legitimatieplicht terzake kennen en dat derhalve de gemeentelijke verordening een scherpere maatregel treft dan de wetgever. Hij vreest dat de hotelhouders hier voor moeilijk heden kunnen worden geplaatst, waardoor hun zaken schade kunnen lijden. De VOORZITTER wijst op de bevoegdheid der gemeenten tot het maken van aan vullende regelingen. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk gemeenten deze door de afdeling Noord-Brabant van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten ontworpen bepaling overnemen, dit in verband met het streven om zoveel mogelijk de plaatselijke politie verordeningen in deze provincie uniform te houden. Het lid KESSEL vindt het meest bezwaarlijk dat de hotelhouder aansprakelijk wordt gesteld. Hij deelt mede, dat door plaatselijke hotelhouders een proefproces zal worden gevoerd. Wethouder KEIJ begrijpt niet dat belanghebbenden geen contact met burgemeester en wethouders hebben opgenomen. Het lid KESSEL Merkt op, dat, aangezien er nog geen rijksregeling terzake bestaat, hieruit mag worden geconcludeerd dat scan een dergelijke bepaling geen grote behoefte blijkt te bestaan. Hij zou dan ook liever zien dat de gemeente afwacht of er een rijksregeling komt. Het lid van ELZAKKER ziet in de onderwerpelijke bepaling een houvast voor hotel houders om mede te helpen aan handhaving van openbare orde en zedelijkheid. Naar zijn mening moet de hotelhouder feitelijk blij zijn met deze steun, omdat zij mede de goede naam van zijn zaak helpt beschermen. De VOORZITTER wijst nogmaals op de bevoegdheid der gemeente tot aanvullende regeling en sluit de discussie met de opmerking, dat thans de vaststelling van de notulen van de vergadering van 2 december 1959 aan de orde is. Deze worden zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1959 | | pagina 43