3^JLao£.s.teJ. tot het verlenen van een subsidie aan de stichting "Katholieke School voor
^i^JlSlig.ti.sche, Kunstbeoefening" 1b Oudenbosch (35e wijziging gemeentebegroting 1959).
Het lid van SLZAKKER wijst op het grote belang van de school voor de plaatselijke
samenleving. Het is een zeer nuttige vrije-tijdsbesteding, aldus spreker. In eerste
instantie werd dit werk begonnen door de stichting "Maatschappelijk Centrum Oudenbosch"
later werd een aparte stichting voor dit werk in het leven geroepen. Het eerste jaar
is het geheel moeilijk te overzien geweest, bijv. aantal leeikrachten, salarissen
leerkrachten, aantal leerlingen enz. Het lesgeld moest bovendien draagbaar zijn voor
de gehele bevolking. Er zijn inderdaad nog hiaten, maar er wordt naar gestreefd met
ingang van 1 januari 1960 nieuwe tarieven in te voeren. Tevens ligt het in de bedoeling
zoveel mogelijk te bezuinigen, o.a. via reorganisatie. Het eerste jaar - dit is 1959 -
zit men echter voor de financiële consequenties, waar men niet buiten kon. Volgens het
bestuur is zelfs met een subsidie van de gemeente ad 15,- per leerling een nadelig
saldo over 1959 niet te voorkomen. Er dient toch, aldus genoemd lid, getracht te worden
de stichting uit de financie'le moeilijkheden te helpen. Het bestuur van de stichting
zit nu eenmaal met een erfenis, waaraan zij niets kan doen. We moeten toch proberen
hieruit te komen. Hij stelt dan ook voor een subsidie te verlenen van 20,- per
leerling, inplaats van het voorgestelde bedrag ad 15,— per leerling»
Het lid TOLHUIZEN merkt op, dat een start nu eenmaal altijd moeilijkheden met
zich meebrengt. Spreker kan het betoog van het lid van Elzakker zeer goed begrijpen.
Het is hem echter niet duidelijk waarom de stichting bijv. het risico neemt voor een
eventueel tekort op de balletlessen. Er is in Oudenbosch een particulier die vroeger
dit risico toch ook zelf nam. Hij begrijpt echter wel, dat een en ander is begonnen
door 'Maatschappelijk Centrum" en dat men moeilijk ineens alles opnieuw kan bezien en
reorganiseren. Hij meent echter goed te doen hierop te wijzen. Een subsidie van 15,-
per leerling vindt genoemd lid voor de toekomst efhter toch redelijk.
De VOORZITTER antwoordt, dat de subsidie-aanvrage van de "Stichting Katholieke
School voor Amateuristische Kunstbeoefening" meerdere malen uitvoerig is besproken en
bestudeerd. Er zijn enige posten, spreker denkt hierbij o.a. aan instrumentenonderricht -
welke een aanzienlijk tekort opleveren. Inderdaad is er een overgangserfenis. Gelet
echter op de financiële positie van de gemeente, acht het college van burgemeester en
wethouders een subsidie van 15,- per leerling verantwoord. De stichting zal dan in
eigen kring dienen te overwegen hoe op basis van deze subsidiëring het werk kan worden
voortgezet en welke reorganisaties noodzakelijk zijn.
Het lid van ELZAKLCER zegt, dat de lesgelden hoger konden worden gesteld. Dit zal
ook intern worden bezien. Het streven van de stichting blijft er echter op gericht
ook bij verhoging van de lesgelden - om alle lagen van de bevolking de mogelijkheid te
bieden van de school gebruik te maken. Dit zal ook bij verhoging van lesgelden voor
ogen blijven staan. Hij vraagt toch nog een oplossing om van de oude schuld af te komen.
Wethouder van OOSTERHOUT juicht het streven van de stichting van harte toe. Hij
waarschuwt echter om hierdoor het particulier initiatief niet lam te leggen.
De VOORZITTER stelt voor, gelet op de gevoerde discussie, aan de "Stichting
Katholieke School voor Amateuristische Kunstbeoefening" voor 1 959 een subsidie te ver
lenen in het nadelig exploitatie—tekort tot maximaal 20,- per leerling en ingaande
1 januari 1960 een bijdrage in het tekort van maximaal 15,— per leerling.
Aldus wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming besloten.