2 6. Voorstel tot wi.izrêging van de dagen, waarop de iaarli.ikse kermis zal worden ge houden Het lid TOLHUIZEN heeft met enige verwondering het prae-advies gelezen. Hij vraagt zich af of men wel in voldoende mate ervaring heeft opgedaan met de ge wijzigde kermisdagen in 1956. De vorige keer is toch een besluit genomen na rijpe overweging, Z.i, moet men niet te vlug terugkomen op een eenmaal ingenomen standpunt. De VOORZITTER zegt dat de kermisexploitanten in 1956 gevraagd hebben de kermis te willen verlengen met de dinsdag. Voor een goede beoordeling zou het wel gewenst zijn om te weten te komen hoe de kermisbezoekers er tegenover staan. Dit is echter niet mogelijk, wijl deze groep niet is georganiseerd. Sinds de kermis 1956 is een weekmarkt in het leven geroepen. Op sommige plaatsen brengt het gelijktijdig houden van markt en kermis veel vertier en levendigheid. Het lid van der SMISSEN bepleit de aantrekking van meer vermaaksinrichtingen ten behoeve van de jeugd tussen 14 en 20 jaar. Voor deze groep zijn meestal te weinig attracties, hetgeen voor een deel misschien te wijten is aan het feit, dat op de zelfde dagen ook ip Oosterhout de kermis wordt gehouden. Het lid van ELZAKKER is hetzelfde gevoelen toegedaan als het lid Tolhuizen, ofschoon spreker toch wel enige betekenis wil toekennen aan de dinsdag, waarop dan tevens de weekmarkt plaats vindt. Een proef zal uiteindelijk aanwijzen of zowel de kermis als de markt daardoor wordt gebaat. Na enige gedachtenwi.sseling wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 7. Voorstel tot het verlenen van recht van uitweg Het lid TOLHUIZEN vraagt de nodige toelichting, wijl hem de situatie uit het prae-advies en het raadsbesluit niet geheel duidelijk is. De VOORZITTER verstrekt aan de hand van de situatietekening de gevraagde toe lichting. Hij betreurt dat slechts <5<5n persoon van de uitweg profiteert. Burgemeester en wethouders hebben er naar gestreefd zoveel mogelijk personen in de Fenkelstraat van de uitweg naar het West-Vaardeke gebruik te laten maken. In de toekomst is zulks wellicht mogelijk en wel zodra het saneringsplan geheel gereed is. Het lid PLEVIER vraagt hoe men gekomen is aan het bedrag van 1 .000,-. De VOORZITTER deelt mede, dat het verschuldigde bedrag een afkoopsom is. Na be taling hiervan is betrokkene in de toekomst geen enkele vergoeding meer verschuldigd Het bedrag stelt voor oen deel dor kosten die de gemeente heeft gemaakt, zowel voor aankoop van de grond, aanleg bestrating en riolering. Tevens is bij de bepaling van de vergoeding op 1.000,- rekening gehouden met de toekomstige onderhoudskosten, welke ook geheel ten laste van de gemeente komen. Wethouder KEIJ acht het bedrag niet te hoog. Ook vóóv 1940 betaalde men voor het recht van uitweg reeds een uitkoopsom van 500,-. Het lid RUBHEN3 vindt de vastgestelde vergoeding wel redelijk. De VOORZITTER wijst erop, dat de heer Mol accoord gegaan is met de som van 1.000,-. Het lid van ELZAKKER kan zizh met de vergoeding verenigen, daarbij wijzende op het feit, dat de heer Mol toch koopman is. Vervolgens wordt hot voorstel zonder hoofdelijke stemming aanvaard.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1957 | | pagina 7