1 2 Intrekking premieregeling industrievestiging Een teken aan de wand voor de noodgebieden kan voorts genoemd worden de dezer dagen ontvangen ministeriële beschikking, waarbij de faciliteiten voor de vestiging van bedrijven in de noodgebiedèn - de z.g. 25^> premieregeling - is ingetrokken» De noodgebiedgemeenten zullen in het vervolg dus vanaf 15 april a.s. in gelijke concurrentiepositie staan met de niet-noodgebiedgemeenten, zij het dan dat eerstgenoemde vermoedelijk binnen enige tijd wel op de aanwezigheid van werklozen kunnen wijzen. Het gevaar is namelijk niet denkbeeldig dat, indien de regering bereikt wat zij wil met haar bestedings- en investeringsnota, er spoedig ontspanning op de arbeidsmarkt gaat komen en de noodgebieden de eersten zijn die met de werklozen komen te zitten. Jammer vind ik het daarom dat de minister de regeling niet intact heeft gelaten. Overigens overschatte men het resultaat van deze maatregel voor het moment niet. Voor wie hier meer van zou willen weten, zou het interessant zijn eens na te gaan of de regeling niet mooier heeft geleken dan zij in feite is. Het automa tisme dat er in zit met betrekking tot de als werkloos aan te trekken personen en de overige voorwaarden waarmede de premieverstrekking omringd is, hebben het toucheren van de premie in veel gevallen namelijk illusoir gemaakt. Ook is dezer dagen de vraag opgeworpen of intrekking van vestigingspremies tevens gevolgen zal hebben in de culturele en sociale sector. Het komt mij voor d&t dit volkomen irreëel en onlogisch zou zijn. Immers de regeling van premietoeslag wordt ingetrokken omdat zij - althans naar het oordeel van de minister - overbodig zou zijn geworden voor een aantal gemeenten. Dit nu kan nog geenszins gezegd worden van de subsidiëringen van activiteiten in de maatschappelijke en sociale sector. Dit werk is nog maar van de grond aan het komen. Het zou wel oen daad van onverant woord beleid zijn indien door datgene wat zo moeizaam wordt opgebouwd, al zo spoedig een streep zou worden gezet. Er zou dan veel goed geld naar kwaad geld zijn gegooid. Gelukkig denkt de interdepartementale commissie er momenteel ook zo over (zie Brabants Nieuwsblad van 1-3—57). Ik heb dan ook wel vertrouwen dat de culturele en sociale activiteiten in haar groei niet belemmerd worden en spreek tevens de hoop uit dat de minister van economische zaken de premieregeling voor ons gebied wederom zal doen herleven als de omstandigheden dit nodig maken. Na deze algemene beschouwing wil ik meer direkt de schijnwerper op Oudenbosch stellen. Over 1956 kan ik u dan het volgende mededelen: Overzicht van de voornaamste in 1956 genomen besluiten en van de belangrijkste in dat jaar plaats gehad hebbende feiten. 1Regeling met de gemeente Zevenbergen inzake het gezamenlijk ophalen van huisvuil, 2. Goedkeuring door de gedeputeerde staten van het uitbreidingsplan Pagnevaart. 3. De woningtelling toonde aan dat de woningsituatie in Oudenbosch relatief gunstiger was dan in tal van andere gemeenten. Een geringe toewijzing van bouwvolume was hiervan het povere resultaat. Het verzoek om verhoging heeft echter weerklank gevonden bij de gedeputeerde staten. 4. Gereedkoming van de reconstructie van de Bornhemweg. 5. In uitvoering werd genomen de reconstructie van de Oudlandweg,. Nieuwlandweg en oen gedeelte van de Moerdijksestraat. 6. Instelling van een weekmarkt, die zich in een grote belangstelling verheugt. 7. Beschikbaarstolling van een crediet voor de bouwrijpmaking van gronden in het uitbreidingsplan Pagnevaart 8. Opening van een H.B.S, voor jongens. 9. Stichting van oen R.K. Openbare Uitloenbibliotheek. 10. Oprichting van een katholieke Streeklevensschool voor jonge arbeiders. 11 Beschikbaarstelling van een crediet ten behoeve van de oprichting van een bedrijfsgebouw

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1957 | | pagina 3