1
Een dergelijke politiek werkt namelijk zo sterk inflatoir dat zij niet lang
kan worden voortgezet en zeer zeker niet past in het raam van. .de andere regerings
maatregelen van de laatste weken.
Investerings- en bestedingsnota
Als ik dan kom tot de investerings- en bestedingsnota dan mag ik veronderstellen
dat u van. deze nota in het algemeen de laatste dagen voldoende vernomen hebt om u
de doelstellingen ervan voor ogen te stellen. Ook van de overheid wordt de nodige
beperking gevraagd, hetgeen voor de gemeenten gezamenlijk zal neerkomen op een
bedrag van honderd miljoen gulden. Hoewel er momenteel nog volop gediscussieerd
wordt over de vraag of het gemeentelijke aandeel in deze noodzakelijke nationale
besparing niet lager kan worden gesteld moeten we toch aannemen dat aan bepaalde
beperkingen voorshands niet ^alt te ontkomen. Het zal zelfs door de centrale geest
waarin de bestedings- en investeringsnota ademt zover dreigen te komen, dat het rijk
de gemeenten wel verplicht zich te beperken door o.a. de na-uitkering, die de ge
meenten over 1955 nog uit het gemeentefonds te goed hebben bij de gemeenten te
reserveren en te blokkeren. De gemeenten zullen op die manier door deze en andere
maatregelen wel gedwongen worden binnen het te versmallen budgettaire keurslijf te
blijven.
De investeringsnota heeft trouwens haar schaduwen op het gemeentelijk erf al
vooruit geworpen want bij circulaire van januari 1957 werd de gemeenten reeds
medegedeeld dat kapitaalswerken, die niet strikt behoren tot de woningbouw in enge
zin, achterwege moeten blijven als uitstel mogelijk wordt geacht. Naast het hogere
toezicht van gedeputeerde staten, dat we krachtens de gemeentewet kennen, zijn nu
geïntroduceerd de rijksgoedkeuringen tot het uitvoeren van werken alsmede de ver
klaring van gedeputeerde staten waaruit dient te blijken dat tegen de betrokken
uitgaven ook uit financieringsoogpunt geen bezwaar bestaat. Uit een en ander blijkt
wel dat de molen, die toch wel eens met tegenwind moest draaien, thans wel zeer
sterk wordt afgeremd in haar activiteit.
Betekent dit nu dat we de kapitaalswerken nu maar achterwege moeten gaan laten?
Naar mijn mening geenszins. Het zal voor ons als gemeentebestuurders uiteraard zaak
zijn mede het offer van nationale inspanning en beperking te brengen. De rijkszaak
is ook onze zaak. Doch daarnaast zullen wij niet voorbij mogen zien dat datgene wat
wij in het verleden op stapel hebben gezet en datgene wat nog onder de loep moet
worden genomen in het algemeen belang een richtsnoer voor verwezenlijk dient te
vinden. Hoewol wel eens anders wordt beweerd, kan toch van de Nederlandse gemeenten
nog steeds getuigd worden dat zij haar activiteiten ontplooien ten behoeve van de
belastingbetalende gemeenschap en met do geld.cn van deze belastingbetalers, zij hèt
dan dat het verband tussen belastingbetaler en gemeentenaar de laatste jaren ni-.t
zo sterk meer wordt gezien. Spoedig komt wellicht door middel v.an een gemeentelijke
woonplaatsbelasting weer de tijd dat nut en offer beter tegen elkaar zullen worden
afgewogen.
Indien de gemeenten zich nu enigszins in haar bestedingen en investeringen
moeten gaan beperken zal het nodig worden dat zij urgentieplannen gaan opmaken en
zich hierbij enige beperkingen moeten getroosten. Dit zal naar mijn mening echter
anders moeten geschieden voor gemeenten in het industriële noodgebied dan in de
andere gemeenten in den lande. Immers in de noodgebiedgemeenten is het nog steeds
waar dat er een achterstand heerst, hoewel tevens met voldoening geconstateerd mag
worden dat daarvan al het een en ander is ingehaald. Deze gemeenten nu dienen naar
mijn mening een geringer offer te brengen dan die gemeenten die slechts voor het
probleem staan de tredmolen des tijds bij te houden.
Uoor Oudenbosch zal het dus zaak blijven voort te gaan met het trachten uit te
voeren van die werken die strikt noodzakelijk zijn en het beramen van oplossingen
voor objecten waarvan uitvoering te zijner tijd weer mogelijk zal zijn.
In dit verband is het wel een triest verschijnsel dat geconstateerd moet worden
dat een semi-overheidslichaam met sanctie van de regering in staat is zich op de
kapitaalmarkt tegen hogere rente van het nodige kapitaal te voorzien, dan de ge
meenten geoorloofd zou zijn. Do leningen van de Nederlandse Spoorwegen zijn name
lijk in enkele weken tijd een succes geworden.