De bezoldiging van het gemeentepersoneel zal door burgemeester en wethouders om advies worden voorgelegd aan de plaatselijke commissie voor georganiseerd overleg. Hij hoopt dat de aan te brengen verbeteringen bij hogere instanties in goede aarde zullen vallen. Het lid TOLHUIZEN brengt evenals de vorige sprekers dank aan het college van burgemeester en wethouders, de gemeente-secretaris en het gemeentepersoneel, van hoog tot laag, voor de omvangrijke werkzaamheden. Hij vindt het jammer dat de begroting 1955 eerst thans in behandeling kan komen en hoopt dat de goedkeuring toch nog voor het eind van het jaar zal zijn verkregen, In verband met de opmerking van afdeling II over de lage bezoldiging van de gezins- verhorgsters van de "Katholieke Maatschappelijke Gezinszorg te Oudenbosch" wil hij vooral nog eens de aandacht vestigen op het grote verschil in salaris tussen de gediplo meerde en de ongediplomeerde krachten, dat ongeveer 700,- per jaar bedraagt. De VOORZITTER haalt het antwoord van burgemeester en wethouders aan en merkt verder op dat omtrent deze aangelegenheid nader contact zal worden opgenomen met de Katholieke Maatschappelijke Gezinszorg. Het lid TOLHUIZEN merkt verder op, dat hij geen bezwaar heeft tegen de voorge stelde subsidieverstrekking aan de "Stichting Behoud Basiliek Oudenbosch". Wel heeft hij zich gestoord aan een bepaalde zinsnede in het prae-advies, waarin wordt opgemerkt dat het toelaten van een verder verval van dit machtige bouwwerk "verraad zou betekenen ten opzichte van ons voorgeslacht, maar tevens in de hoogste mate z*u getuigen van onbegrip van ware kunst". Spreker concludeert hieruit, dat wanneer een raadslid zich ook maar in de minste mate tegen de voorgestelde subsidiëring zou verzetten, hij zich gebrandmerkt moet zien als "verrader" en verder als een volkomen ondeskundige op het gebied van de kunst. Hij kan dat niet bepaald leuk vinden. De VOORZITTER vindt dit bij nadere beschouwing ook wel een enigszins groot woord, maar hij ziet de inhoud van dit prae-advies als een eigen getuigenis van Oudenbosch ten opzichte van de buitenwereld van haar standpunt met betrekking tot restauratie van de basiliek. Het lid PETERS gnderschrijft het standpunt van de voorzitter. Het lid TOLHUIZEN merkt op dat het voorstel toch gericht is aan de raad. Wethouder KEIJ kan de tpvattingen van de heer Tolhuizen niet delen en ook het lid RUBEENS ziet de betekenis van deze zin niet zo zwaar. Verder informeert het lid TOLHUIZEN nog naar de bedoeling van de raming van een bedrag groot 150,- bij de begroting van het bedrijf gemeentewerken, wegens onderhoud staanplaatsen woonwagens. Naar zijn mening heeft deze post betrekking op het onderhoud van een woonwagenkamp. De VOORZITTER bevestigt dat dit inderdaad betrekking heeft op het woonwagenkamp ofwel indien dit niet bestaat op de gebruikelijke staanplaats. Het lid TOLHUIZEN dringt er op aan nu de gemeente zelf over een auto en z&nd- strooier beschikt, bij de bestrijding van de gladheid zo vroeg mogelijk met de werk zaamheden te beginnen. Ten aanzien van de begroting van het woningbedrijf vraagt spreker of de marechaus seekazerne, welke ten behoeve van de rijkspolitie aan het rijk is verhuurd, niet aan deze kan worden verkocht. De VOORZITTER merkt met betrekking tot het zandstrooien op, dat burgemeester en wethouders deze aangelegenheid nader zullen bezien. Wat betreft de marechausseekazerne bestaat er nog een kleine, misschien wel ijdele hoop, dat er nog eens gemeentepolitie zal terugkeren. Het rijk betaalt een goede huur en stipt op tijd, maar neemt niet gemakkelijk gebouwen in eigendom «ver.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1955 | | pagina 21