li
De VOORZITTER brengt nu ter sprake het subsidieverzoek van de R.K. Zangvereniging
Oudenbosch Gemengd Koor. Er is geen bepaald subsidiebedrag verzocht. Wel blijkt uit de
overgelegde begroting 1955 een geraamd tekort van 485,-. Hierbij is nog geen rekening
gehouden met enig subsidie.
Het lid GEERTS vraagt of het gemengd koor tevreden zou zijn met 250,-.
Het lid BLAAKMAN antwoordt dat men tevreden zal zijn met hetgeen men krijgt.
Het lid GEERTS uit zich als voorstander van een gelijke subsidiering z»wel van het
mannenkoor als het gemengd koor.
Wethouder KEIJ vraagt zich af of men niet het eerste jaar een wat groter subsidie
kan geven, daar men immers hier te doen heeft met een pas opgerichte zangclub, De andere
jaren zouden de beide verenigingen een gelijke som kunnen ontvangen.
Het lid TOLHUIZEN wijst er op dat zulks ook gedaan is bij de turnvereniging.
Het lid GEERTS begrijpt niet goed waarom men verschil wil maken. Beide organisaties
hebben immers dezelfde culturele strekking. De aankoop van partituren is voor de een
niet duurder dan voor de ander. Bovendien hebben beide verenigingen slechts ein
directeur.
Het lid van ELZAKKER zegt dat men voor een vaste prijs een bepaald aantal partijen
kan kopen. Gaat men boven dit getal, dan volgt een kleine prijsverhoging.
Het lid TOLHUIZEN vindt het een vreemde discussie. Er wordt immers geen enkele
opmerking gemaakt over het subsidie van het mannenkoor. Hij voelt er alles voor het
gemengd koor als jonge vereniging krachtig te steunen. De aantrekking van een solist
voor een oratorium brengt vele kosten met zich. Een vergelijking is moeilijk te trekken.
Dat de ene vereniging meer «ntvangt dan de andere is immers toch geen enkel bezwaar.
Dat het geraamde tekort op de begroting van het gemengd koor een discussie uitlokt over
het subsidie van het mannenkoor vindt hij niet goed.
^et lid van ELZAKKER zegt dat niet ieder jaar een oratorium zal worden gehouden.
Hij zou een afzonderlijke tegemoetkoming hierin willen verstrekken. Indien het mannenT
koor zulk een culturele manifestatie ook organiseert, zou eveneens een bijdrage van de
gemeente gegeven moeten worden.
Het lid van der SMISSEN kan zich geheel met de suggestie van de vorige spreker
accoord verklaren.
De VOORZITTER vindt het voorstel van het lid van Elzakker, te weten, een subsidie
van 175,- en daarnevens een afzonderlijke bijdrage in de kosten van het oratorium
alleszins aanvaardbaar.
Wethouder KEIJ zou een eenmalig subsidie van 250,- willen verstrekken om de
vereniging in het begin goed te paard te helpen. Voor volgende jaren zou de zaak nog
eens kunnen worden bezien.
Het lid BLAAKMAN vindt een subsidie van 250,- bij een tekort van 485,- niet
direct een geste om iemand goed in het zadel te helpen.
Het lid van ELZAKKER meent dat de hoge k«sten worden veroorzaakt door de organisatie
van een oratorium. Hij blijft daarom voorstander het subsidie gescheiden te houden van
de bijdrage in de kosten van genoemde culturele manifestatie.
De VOORZITTER stelt vast dat de kwestie al van alle zijden is besproken. Hij kan
zich ook verenigen met een start-subsidie van 250,-. Van de andere kant vindt hij het
begrijpelijk dat men een vergelijking trekt ten opzichte van andere culturele clubs.
Wethouder KEIJ zou geen bezwaar hebben het bedrag nog wat hoger op te voeren en
te bepalen op 500,-.