8
Dat het veeleer gaat om de behartiging van het openbaar belang
in het algemeen en dat het herhaaldelijk voorkomt, dat dit
openbaar belang het best wordt gediend door onderlinge samen
werking. Samenwerking soms alleen van gemeenten, soms van ge
meenten en provinciën, soms ook met het Rijk, Op dat beginsel
der samenwerking is ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
gebouwd. Wie zou zich in 1851 zo'n vereniging hebben kunnen
voorstellen? Thans is zij bijna 40 jaren oud en zij omvat,
krachtens volkomen vrijwillige toetreding, sedert het vorig jaar
alle gemeenten zonder uitzondering. Zij is, mag ik gerust zeggen,
met een woord, dat men in 1851 ook niet zou hebben verstaan, een
instituut van georganiseerd overleg tussen Regering en gemeenten.
Uit dergelijk georganiseerd overleg is ook de herdenking
van dit eeuwfeest voortgekomen. Het verzoek aan de Regering
daarbij van haar belangstelling te willen doen blijken vond
aanstonds een gunstig onthaal. Het begin der gemeenschappelijke
herdenking is geweest de massale bijeehkomst der afgevaardigden
van nagenoeg alle gemeenten, vandaag voor vier weken, in Utrecht,
De Minister-President en de Minister van Binnenlandse Zaken
hebben er hun woord gesproken. Prof. Scholten, de derde redenaar
in de morgenbijeenkomst, heeft ons duidelijker dan ooit doen
gevoelen, hoe onze Gemeentewet is van Nederlandse stam. Maar ik
doe aan de verdiensten van geen dezer redenaars tekort, wanneer
ik uitspreek, dat het hoogtepunt van deze dag is geweest ons
samenzijn in de namiddag met de komst van Hare Majesteit de
Koningin. Hoe treffend was het door haar gesproken woord en hoe
ontroerend de reactie van twaalfhonderd gemeentelijke bestuurders,
zich uitend in een spontaan gezonden Wilhelmus, Het was het
beste getuigenis van het onverzwakt voortbestaan^van de band
tussen Oranje en de gemeenten, waaruit ons volk in de dagen van
zijn bange worstelstrijd om zijn onafhankelijk bestaan zo grote
kracht heeft geput.
Twaalfhonderd gemeentelijke bestuurders, het waren er vele,
maar niet alle. Het getal der leden van onze gemeenteraden is
ettelijke malen groter. Hen allen daar in Utrecht bijeen te brengen
was een onmogelijkheid. Toch had onze Vereniging hen gaarne een
ogenblik in de geest bijeen. Vandaar hetdenkbeeld van al deze
gelijktijdige raadsvergaderingen, gescheiden in plaats, doch
door de aethergolven verenigd. En groot is onze erkentelijkheid
jegens de Minister van Binnenlandse Zaken, die zo krachtens zijn
politie in het heden als krachtens de geschiedenis, meer dan
welke andere bewindsman ook de Minister der gemeenten is, dat
hij zijn woord tot al deze raden heeft willen spreken.
De Nederlandse gemeenten, wij mogen het met trots getuigen,
hebben alle haar bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van het
moderne Nederland. Haar taak in onze dagen is moeilijk, gelijk
die van de Landsregering moeilijk is. Maar hoe moeilijker de
taak, hoe groter de aantrekkelijkheid om er zijn krachten aan te
geven. Hier van mijn voorzittersplaats in de raad van Rotterdam,
treft mij altijd weer de spreuk, die in gulden letters op de
voorzijde der publieke tribune staat vermeld, yAudendo atque
agendo Res Romana crevit". Ik meen haar wat vrij te mogen vertalen
met de woorden: "Door stoutmoedig ondernemen en krachtig handelen
is de Romeinse Staat groot geworden". Die spreuk moge een aan
sporing zijn voor ons allen. Evengoed voor de gemeentelijke
bestuurders als voor hem, die een meer algemene verantwoordelijk
heid torst. Wie haar voor ogen houdt, zal met de Minister, die
zoëven tot ons sprak, gedragen worden door vertrouwen in de
toekomst van ons volk.