3
Een herdenking als deze ontleent zijn zin en betekenis
echter niet alleen aan een terugblik in het verleden, maar ook
aan een critische beschouwing van het heden en een zich bezinnen
op de toekomst. Dit drievoudig aspect van deze herdenkingsdag komt
op voortreffelijke wijze tot zijn recht in het gedenkboek, dat
de vereniging van Nederlandse gemeenten dezer dagen heeft uitge
geven.
Voor het heden stelt prof. Van den Bergh daarin deze
belangrijke vragen: Voldoet het gemeentebestel nog aan de eisen
van deze tijd? Ziet de burgerij in de gemeente-organen haar
eigen organen? Leeft de gedachte van het plaatselijk burgerschap?
In het bijzonder ten aanzien van de grote gemeenten is zijn
antwoord op deze vragen vrij pessimistisch. De burgerzin acht de
schrijver bij de Nederlanders over het algemeen toch reeds zwak
ontwikkeld. Velen beroemen er zich op, dat zij geen belangstelling
hebben voor politiek. In de grote steden wordt bovendien het
raadslidmaatschap een betrekking, die te veel tijd en werkkracht
opeist, In Amsterdam wordt op een avond een fraai bloemstuk de
raadzaal binnengedragen, waarop het cijfer 50 prijkt als aan
duiding van het feit, dat de raad die avond zijn vijftigste
zitting aan één en dezelfde begroting wijdt. Ongetwijfeld een
blijk van de intense belangstelling, die de raad voor de gemeenter
belangen heeft, maar daarnaast ook een w schuwing aan allen
om niet lichtvaardig het lidmaatschap van de raad te begeren.
De kringen, waaruit de raadsleden kunnen worden gekozen, worden
aldus te klein. De raad vervreemdt van de burgerij, die haar
belangstelling verliest voor de gemeentelijke problemen. De stad
wordt te groot. Hoe kunnen die bezwaren verholpen worden?
Mijn ambtgenoot, mr. J. in *t Veld, heeft hieraan aandacht
gewijd in een studie, die onder de titel "Nieuwe wegen in de
gemeentepolitiek" ten vorigen jare verschenen is. Daarin bepleit
hij onder meer, dat het zedelijk besef van verantwoordelijkheid
voor het welzijn der gemeenschap zal worden aangekweekt. Hier
ligt een taak voor de school, voor de kerk, maar vooral ook voor
de gemeentebesturen, die rechtstreeks op dit verantwoordelijk
heidsbesef steunen. Daarom is het nuttig, dat de gemeentebesturen
een zo groot mogelijk aantal burgers in de gemeentelijke werkzaam
heid betrekken en de zelfwerkzaamheid der burgers in verenigingen
en comité's stimuleren en steunen. Een actief gemeentebestuur kan
op dit terrein met beperkte middelen grote resultaten bereiken,
aan het gemeentelijkmleven kleur en inhoud geven en het verheffen
uit de sfeer van onverschilligheid en dorheid. Bijzondere aandacht
moet ook worden geschonken aan de algemene verhouding tussen
gemeentebestuur en burgerij. Het gemeentebestuur moetvoor de
burgerij gemakkelijk bereikbaar zijn. De ambtenaren dienen bij
voortduring blijk te geven van het besef, dat zij dienaren der
gemeenschap zijn. Het raadhuis of stadhuis moet de burgers
vertrouwd zijn. Zij moeten daarin niet zien het centrum van
waaruit de burgers bestookt worden met waarschuwingen, aanmaningen,
belastingbiljetten, oproepen voor de militaire dienst, etc., maar
als hun tehuis, waar in nauwe samenwerking met hen gewerkt wordt
aan het welzijn der plaatselijke gemeenschap en waarin het hart
klopt van de gemeentelijke samenleving.
Ook op technisch-bestuurlijk gebied moet de band tussen
gemeentebestuur en bevolking versterkt worden, in het bijzonder
bij de grotere gemeenten. Mr. Oud wijdt hieraan een nadere be
schouwing in het door mij zo even genoemde gedenkboek.
Ik kan hier niet in volle omvang op ingaan, maar ik moge
wijzen op een gedachte, die mr. Oud in nadere beschouwing neemt.