VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD
op Donderdag 5 Juli 1951»
des avonds om 19.00 uur
ter herdenking van het feit, dat 100 jaar geleden de gemeentewet
is afgekondigd.
Aanwezig: de leden M.A. van den Bosch, H.M. Rubbens J,A,J.P.
KeijE.J. Veeke, M.J. Verheijen, N. Vissenberg, B. Burgers,
C.A. van Oosterhout, J.J. Plevier en H.C. Geerts.
Afwezig: de leden A.C. van der Smissen, P.O. van loon en
J.A.P.M. van Spaandonk,
Voorzitter: J.L.P.M. Teijssen.
Secretaris: J.P. van Hoek,
1. Opening.
De voorzitter opent de vergadering met gebed,
2. Inleiding door de voorzitter.
De voorzitter deelt mede, dat hij gaarne de ogenblikken,
die ons nog scheiden van het moment, waarop de minister van
binnenlandse zaken de leden van de gemeenteraden in Nederland
via de radio zal toespreken, wil benutten voor een korte histo
rische schets der ontwikkeling van het gemeentelijk wezen.
Voordat de gemeentewet in 1851 werd vastgesteld, golden twee
reglementen voor het bestuur der locale gemeenschappen. Er
bestond dus geen uniformiteit. De regeling voor het bestuur der
steden was nl. vastgelegd in een Koninklijk reglement van 4
Januari 1824 Ten aanzien van het bestuur ten plattenlande gold
het Koninklijk reglement van 23 Juli 1825» Gedurende de jaren
1825 - 1848 groeide als gevolg van de maatschappelijke ontwikkeling
geleidelijk aan de behoefte aan eenheid in de bestuursinrichting
van de plaatselijke gemeenschappen. Bij de herziening van de
grondwet in 1848 werd gebroken met de twee verschillende
systemen en is in de Grondwet vastgelegd, dat een wet moest tot
stand gebracht worden, regelende de samenstelling, inrichting en
bevoegdheid voor alle gemeentebesturen. De benaming "gemeente''
werd tevens in dit jaar grondwettelijk verankerd. Teruitvoering
van het zo even genoemde grondwettelijke beginsel is in 1851 de
Gemeentewet vastgesteld. Op 29 Juni van hetzelfde jaar is zij
door Koning Willem II ondertekend en 5 Juli d.o.v. plechtig af
gekondigd, op welk tijdstip haar werking een aanvang nam. In de
ontwikkeling van het gemeentelijk bestuur betekende dit een
uitermate belangrijke stap. De invloed van de ingezetenen op het
bestuur en de wetgeving der gemeenten nam daardoor belangrijk toe.
Mr. Jan Rudolf Thorbecke, de tèenmalige minister van binnenlandse
zaken, was haar ontwerper. Hij is een onzer grootste staatslieden.
Zijn meesterschap blijkt overduidelijk uit het feit, dat thans
herdacht wordt de 100-jarige heilzame invloed dier wet.
V(56r zijn ministerschap was Thorbecke hoogleraar in Leiden en
Gent. In laatstgenoemde plaats kwam hij in aanraking met het
Belgische gemeenterecht# De invloeden daarvan zijn duidelijk
te onderkennen in de gemeentewet. Thorbecke, die van liberale
huize was, heeft drie maal een ministerie geformeerd. Tijdens het
laatste ministerie is hij in 1872 overleden.
L