Op grond van de geldende voorschriften behoeft geenszins op de funderingen te worden bezuinigd. Evenals bij de straataanleg de zwarte grond geheel is verwijderd, zo behoort zulks ook te geschieden bij de woningbouw. Doet men dit niet, dan komen later de moeilijkheden als daar o.m. zijn het optreden van vocht in de woningen. Spreker deelt tot slot als zijn conclusie mede dat bij hem het sterke vermoeden is gerezen, dat de wo ningen niet op de vaste grond staan. De voorzitter merkt allereerst op, dat de onder havige kwestie in feite de woningbouwvereniging aangaat. Hij spreekt voorts zijn waardering uit over het feit, dat de heer Keij hem tevoren heeft medegedeeld, dat hij in deze vergadering de onderhavige kwestie zou aansnijden. Hij heeft reeds eerder, n.l. op 7 Augustus, aan het ar chitectenbureau Siebers en van Daal een brief gestuurd, met verzoek een en ander te bezien en hierover inlich tingen te verstrekken. Spreker leest de bedoelde brief voor. De heer van Daal is nadien zo vriendelijk geweest zijn opzichter, de heer Hollander, naar deze vergadering te zenden voor het geven van inlichtingen. Spreker zelf is geen deskundige ter zake, zodat de aanwezigheid van de heer Hollander aanleiding kan zijn tot een vruchtbare bespreking. Alvorens aan laatstgenoemde het woord te ver lenen leest de voorzitter nog de staat van wijzigingen voor betreffende de bouw van de 62 woningen, waaruit blijkt, dat geen bezuinigingen zijn doorgevoerd ten aan zien van de funderingen. Ha nog even de heer Hollander van harte welkom te hebben geheten, geeft hij aan deze het woord. De heer Hollander zegt de indruk te hebben ge kregen, dat hij niet met een deskundige te doen heeft. Deze zou niet de vragen, van de heer keij hebben gesteld. Hij verwijst naar de bepalingen van het bestek met be trekking tot het grondwerk. De woningen worden gebouwd overeenkomstig het bestek en dat geldt ook voor de funde ringen. Hij zou gaarne van de heer Keij precies willen weten welke funderingen niet juist zijn aangelegd. Op vage vermoedens kan spreker niet ingaan. De heer Hollander wijst er nog op, dat hij de kwestie van het al of niet bouwen der woningen op de vaste grond met de gemeente opzichter heeft besproken. Laatstgenoemde deelde hem toen mede, dat het belachelijk was daarover te praten. Met klem wijst de heer Hollander de aantijging af, dat de aannemer doet wat hij wil. Dit doet volgens spreker de indruk wekken, dat directie en aannemer samen spannen om ondeugdelijk werk te leveren. Met verontwaar diging protesteert spreker daartegen. Het toezicht is van die aard, dat de aannemer het bestek volledig moet naleven. Ten bewijze hiervan leest hij enige passages voor uit zijn dagboek, waar ui tjtov or dui d o lig le- blijk»?* dat er voortdurend een scherp toezicht wordt uitgeoefend. Tot slot wijst de heer Hollander er nog op, dat de plaatselijke bouwvoorschriften op het ogenblik niet volledig van toepassing zijn. Er wordt op enige punten hiervan afgeweken, waarvoor het rijk andere voorschriften heeft vastgesteld. Het lid Keij persisteert bij zijn beweringen en stelt voor, een commissie te benoemen, die ter plaatse een onderzoek zal instellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tot instelling van een commissie van onderzoek. V hij wil doen

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1947 | | pagina 50