m
De CAR en de UWO worden op sectoraal niveau uitonderhandeld. Daarom is
de inhoud van deze overeenkomst niet ter discussie in het plaatselijk
GO. De CAR en de UWO worden ter kennis van het GO gebracht.
De CAR moet in één keer worden vastgesteld en wel uiterlijk 1 janu
ari 1996. De UWO, die eventueel in gedeelten kan worden vastegesteld,
dient uiterlijk 1 januari 1998 in werking te treden.
Wanneer de CAR eerst wordt ingevoerd en de UWO op een later moment, dan
behoren de verwijzingen in de lokale regelingen te worden afgestemd op
de bepalingen van de CAR. Het uitgangspunt van zowel de CAR als de UWO
is de één op één vertaling van het AAR, een codificatie dus. Dit bete
kent dat geen overgangsrecht noodzakelijk is als het lokale AAR en de
lokale verordeningen overeenkomen met de LOGA-adviezen en de VNG-model-
len terzake.
Het gehele AAR is terug te vinden in de CAR en de UWO.
In principe neemt de gemeente die zich heeft aangesloten bij de CAR en
UWO alle hoofdstukken over. Voor die hoofdstukken die niet in de gemeen
te van toepassing zijn, geldt dat die hoofdstukken gewoon door de raad
worden vastgesteld. Bijv. betaald ouderschapsverlof, functioneel leef
tijdsontslag, vrijwillige brandweer en medezeggenschapscommissie. Deze
hoofdstukken hebben na vaststelling geen materiële betekenis, maar dit
kan in de toekomst (bijv. bij de herindeling) veranderen.
Zoals gesteld is ook de UWO bindend voor de aangesloten gemeenten. De
lokale regelingen zullen hierop moeten worden aangepast. Dit geldt zo
wel voor veranderingen in positieve als in negatieve zin. Het aanpassen
van lokale regelingen zal leiden tot overgangsrecht. Het overgangsrecht
hoort in een aparte regeling thuis daar het niet in de CAR en/of de UWO
kan worden opgenomen; het wordt immers afgesproken op basis van lokaal
geldende omstandigheden; hierover dient lokaal in het GO overeenstem
ming bereikt te worden.
Plaatselijke Situatie
In het kader van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden ten gevolge
van de herindeling, zijn de rechtspositionele regelingen en dan met na
me de inhoud van de CAR van de 4 her in te delen gemeenten bekeken.
Wij hebben geconstateerd dat de CAR tekstueel overeenkomt, met uitzonde
ring van een regeling bij de gemeente Putte.
De gemeente Putte heeft in het verleden het VUT-percentage opgetrokken
tot 80%. De CAR stelt 75%. Dit betekent dat er op dit punt overgangs
recht geformuleerd dient te worden.
Bij de inventarisatie onder de 4 gemeenten is gebleken dat met name bij
de UWO onderling verschillen bestaan. Wij stellen voor in het kader van
de herindeling, het overgangsrecht gezamenlijk op te stellen en voor te
leggen aan het Bijzonder Georganiseerd Overleg (BGO).
De commissie voor BGO adviseert het overgangsrecht met betrekking tot
dit punt voorlopig te laten liggen totdat de inventarisatie van de ver
schillende rechtspositieregelingen en daaraan gekoppeld het te bepalen
overgangsrecht in het kader van de UWO afgerond is.