O De heer Mattheussens stelt zich volledig achter het standpunt van Burgemeester en wethouders. Zijns inziens moet het belang va®, de inwoners doorslaggevend zijn. Deze zijn gebaat met een bestuur dat zo dicht mogelijk bij hen staat, zoals thans het geval is. Hij ziet niet in wat er dan wel hapert aan de huidi ge organisatie en bestuursinstelling. Gezien de minimale bevoegdheden die aan de gemeente blijven, kan volgens de heer van Gorsel beter gesproken worden van twee bestuurslagen. Ook de heer Suijkerbuijk is van mening dat alle essentiële taken van de ge meente geheel worden uitgehold en hoopt dat de gemeenten aan het langste eind zullen trekken. Door de heer Wolterè wordt er op gewezen, dat de gemeente-indeling - en dito samenwerking - toch «el voor vebetering vatbaar is. Dit plan acht hij daartoe weliswaar geen redelijke oplossing. Er moet zijns inziens echter wel wat ge beuren in deze, doch op een andere manier dan thans voorgesteld. Hij wil ter zijner tijd ook graag de reacties van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten vernemen. Onbegrijpelijk noemt de Voorzitter het feit, dat eendergelijk ontwerp-plan, waarbij de gemeenten zo nauw en zo ingrijpend zijn betrokken,"ter kennisne ming" aan de gemeenten is toegezonden. Vervolgens besluit de Raad zonder hoofdelijke stemming zich te conformeren aan het prae-advies van Burgemeester en Wethouders en aan het standpunt van de Gewestraad. A. Standrunt-bepaling met betrekking tot.;. a. Streekplan West-Brabant. De Voorzitter verwijst naar het gestelde in de betreffende nota, waarin wordt gepleit voor ruimere planologische armslag. Zijns inziens is er een kentering merkbaar in de gedachten-ontwikkeling ten aanzien van kleine kernen. Deze worden thans meer gezien als de voedingssappen voor de grotere gemeenten, waardoor de drang tot bevriezing van de kleine kernen afneemt. De Commissie Openbare Yferken heeft zich achter de in de brief ontwikkelde stellingen geschaard. Gelijke steun is gevraagd aan het streekgewest. De heer Suijkerbuijk noemt de brief redactioneel bijzonder goed, doch vindt punt 3 daarin misschien wat cru gesteld. De gesclftste beperking van de woningbouw voor de autochtone bevolking, noemt de heer Wolters slechts voor een gedeelte door te voeren. Wethouder van Dijke beaamt dit en benadrukt de billijkheid dat degenen die b.v. op de Legerplaats werkzaam zijn zich hier kunnen vestigen. Op grond daarvan zou een meer consequent beleid noodzakelijk zijn van de centrale

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1975 | | pagina 91