De heer van den Ei jnden vraagts a. of de door particulieren aangebrachte afsluiting van de zandweg in het plan Leemberg nabij de woning Michielsen terecht is, aangezien destijds slechts een gedeelte van de betreffende weg aan het openbaar verkeer werd onttrokken^ b. of met het taxeren ten dienste van de onroerend goedbelasting reeds is be gonnen en c. of voor de buitendienst een nieuwe kracht wordt aangetrokken! in het beves tigend geval zag hij liever een oproep in de kranten en een voorafgaande kennisgeving daarvan aan de Raad. Wat dit laatste betreft delen de heren Suijkerbuijk en Jansen het standpunt van de heer van den Eijnden. De Voorzitter deelt mede, dat: a. zal worden nagegaan of de gesignaleerde wegafsluiting al of niet geoorloofd is? b. met de betreffende taxatie in juni een aanvang wordt gemaakt - c. inderdaad een plantsoenman werd benoemd namelijke de heer Vollebr«gt wonende Het Hoefke 31die zich aanmelde in de periode dat het gemeentebestuur tot plaat sing van een oproep wilde overgaan, en welke persoon qua, ervaring, kennis en diploma's zender meer aan de te stellen eisen voldeed. Wat de gang van zaken als zodanig betreft wijst hij er op dat de financiële ruimte voor een plantsoenman bij de begrotingsbehandeling 1975 reeds werd aangestipt en in de commissie van Openbare Werken de vacature is aangesneden. Burgemeester en Wethouders hebben er echter geen probleem mee om in het ver volg een dergelijke vacature tijdig aan de Raad mee te delen. Tn dit kader meldt hij reeds thans de komende aanvulling van een dubbele vacature voor een ambtenaar ter secretarie. De heer Wolters maakt melding van een brief van de betreffende Minister gezonden aan de afdeling van de Partij van de Arbeid, waarin wordt aangekondigd dat in het kader van de waterschapsheffing de wettelijke norm van 3g- inwoner equivalent wordt teruggebracht tot3 en voor een alleenstaande tot één, echter niet vóór 1 januari 1976? verder zal een coördinatiecommissie studie gaan maken van een mogelijke koppeling van de heffing aan het waterverbruik. De heer Suijkerbuijk ziet dan nog een continueren van de onbillijkheid bij de bedrijfsheffingen, terwijl de heer van Gorsel meedeelt dat degene die bezwaren hebben ingediend reeds voor het overgrote deel het ten onrechte betaalde hebben t e rugont vangen Door de heer Jansen wordt geïnformeerd naar de afwijking van het aanvangs- uur van de ophokplicht voor duiven tussen de gemeentelijke regeling en het ver melde daaromtrent in de vakbladen, alsmede of er een kaart van de gemeente is waar alle huizen op staan.

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1975 | | pagina 43