Aan. de Raad der gemeente OSSENDRECHT. ONDERWERPs Invoering onroerend Ossendrecht, 10 oktober 1974* goed-belasting. U zult zich herinneren dat bij Wet van 24 december 1970 het plaatselijk (gemeentelijk en provinciaal) belastinggebied is ver ruimd. Van de zijde van de lagere overheden was op verruiming al geruime tijd sterk aangedrongen. De wijzigingen op het stuk van de gemeentelijke belastingen die de Wet 1970 heeft gebracht, zijn nog al ingrijpend en met name voor wat betreft de in de gemeentewet (nieuw) ingebrachte onroerend goed-belasting die vóór 1 januari 1979 moet worden ingevoerd. Alsdan vervallen de van rijkswege geheven wordende grond- en personele belasting (endaarmede de gemeentelijke opcenten) en de gemeentelijke belastingen bekend als straatbelasting en rioolbelasting. In artikel 273 van 4e gemeenteWis thans bepaald: "Terzake van "binnen de gemeente gelegen onroerend goed, met uitzondering van ten "behoeve van de landbouw of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cul- tuurgrond, kunnen worden geheven: "a. een belasting van degenen die het onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruiken "b. een belasting van degenen, die van het onroerend goed het genot hebben krachtens een zakelijk recht". Verder is voorgeschreven dat de (2e) belasting, zowel van de gebruikers als van de zakelijk gerechtigden (dus van deze twee soor ten belastingen) moet worden geheven naar eenzelfde grondslag, t.w.s - hetzij de waarde die aan het onroerend goed in het economisch ver keer kan worden toegekend; - hetzij de oppervlakte van het onroerend goed, na toepassing van vermenigvuldigingscijfers voor aard, ligging, kwaliteit en soort gebruik, teneinde op benaderende wijze rekening te houden met waar- de-verschillen in het economische verkeer. Bij Algemene Maatregel van Bestuur van 14 oktober 1971 (he"fc Besluit gemeentelijke onroerend goed-belasting) zijn nadere regels gesteld ten aanzien van de heffing van de onroerend goed-belasting, zoals o.a.s 1. de heffingsgrondslag moet worden vastgesteld naar de toestand bij het begin van het belastingjaar, dan wel naar de toestand op een

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1974 | | pagina 98