de onderwijs-inspecties terug bij de raad. Uit de adviezen zal dan wellicht blijken of de gevraagde leermiddelen voor het 3e, 4e en 5e leerjaar van de Marie Adolphineschool voor het lopende, danwel voor het komende schooljaar zijn bedoeld, waarnaar door Mej. van Put wordt geinformeerd; f.klacht van de bewoners van de Molendreef d.d. 23 augustus 1973 niet aanslui tende correspondentie, schrijven d.d. 31 januari 1974 van de Arbeidsinspec tie te Breda en nota van Burgemeester en Wethouders d.d. 12 februari 1974 inzake stank- en lawaaioverlast veroorzaakt door de kalkzandsteenfabriek Boudewijn. Burgemeester en Wethouders zullen de geadviseerde wijziging van de hinderwet vergunning aanhangig maken (onder meer bevattend het dichten van de sloot en het afvoeren van het afvalwater naar een vijver in het ontgraven gebied), terwijl daarnaast wordt gedacht (en in de commissie Openbare Werken reeds besproken) om de riolering in de Molendreef door te trekken vanaf Meiduinweg tot de flauwe bocht. Met dit laatste hoopt men mede tegemoet te komen aan de klachten van water overlast in kelders aldaar. Bit laatste euvel, zal naar de mening van de heren Smout en Schroeijers niet verminderen door de gedachte rioolaanleg. De heer den Ouden meent dat deze overlast een gevolg is van te veel sloten en greppels dichten. De heer Schroeijers informeert naar de mogelijkheid het afvalwater van de fabriek door het bedrijf zelf te doen zuiveren. De lawaaihinder als in de klacht omschreven, is door het nabij wonende raads lid van der Poel nimmer opgemerkt. Blijkens conclusie van de Voorzitter zal de gedachte riooldoortrekking nog nader aan de raad worden voorgelegd. ij. Brief d.d. 31 januari 1974 van de N.V. Watermij Zeeland waarin bezwaren wor den geopperd tegen een eventuele verharding van de Schapendreeftenzij daar bij omvangrijke en dure voorzieningen worden getroffen tegen verontreiniging van het grondwater. De heer Verbiest tilt niet zo zwaar aan deze bezwaren van de Watermij, die ook thans bij wegomlegging het verkeer moet tolereren. Zijns inziens kan bij de provincie worden nagevraagd welke eisen in zo'n geval als normaal zijn te beschouwen», Naar de mening van de Voorzitter zal dit punt nog nader worden besproken bij de nota "ontwikkeling van Ossendrecht", welke in de volgende raadsvergadering aan de orde komt. h» Brieven d.d. 18 februari 1974 aan de leden van de raad en aan Burgemeester en Wethouders van de Werkgroep Kindervakantievrerk Ossendrecht met correspon-

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1974 | | pagina 22