c 4 - 4 - Bij vergelijking van de oude (vigerende) toestand naar de verruimde mogelijkheden thans inzake plaatselijke belastingen ziet U dat er een méér-capaciteit is ontstaan van f. 566.071.— minus f. 186.933.— wordt f. 179.138.Dat een gedeelte van deze méér-capaciteit door de gemeente wordt benut behoeft bij de invoering van de onroerend goed-belasting in zoverre geen moeilijk punt te zijn daar - zonder verzwaring van de belastingdruk voor de ingezetenen - de volledige opbrengst van de Rijks-grond en Rijkspersonele belasting in de ge meentekas vloeit. Een werkelijke, reële verzwaring van belastingdruk zal naar onze me ning moeten afhangen van de behoefte aan méér middelen voor de gemeen telijke huishouding, waarbij wellicht o.a. acht geslagen moet worden op Ministreriëel gehanteerde algemene minimum-normen, die voor 1973? 1974 en 1975 als volgt waren (zijn): - straatbelasting; 27/o, 29/o, 32/0 van de kadastrale opbrengst gebouwde eigendommen 13!$, 14!$, 16$ van deze opbrengst voor ongebouwde eigendommen - ri o olhe ffingen s f. 132.—, f» 150.—f» 165.per aansluiting per jaar opcenten personele belastingJL gemiddeld 268, 294? 325 opcenten waarbij wij aantekenen dat in onze gemeente de tarieven zijn als volgt; straatbelasting 12$ en 6$, rioolheffingen gemiddeld f. 40--, opcenten personele belasting 200. Ten aanzien van de zgn. perceptiekosten (kosten vallerf%p de in vordering) valt nog niets te zeggen. Rog slechts staat vast dat het Rijk bij de gemeenten een vergoeding in rekening zal brengen voor de door de rijksbelastingdienst te verrichten werkzaamheden. In het vorenstaande menen wij duidelijk het raamwerk van de onroe rend goed-belasting te hebben gegeven. Indien Uwe Raad besluit tot in voering van deze belasting - en de tijd daartoe lijkt ons gekomen -, zal eerst een keuze moeten worden gemaakt uit de heffingsgrondslagen; óf waarde in het economisch verkeer óf oppervlakte. Raar wij (heden) vernemen van het Samenwerkingsverband Automatisering Overheids administraties Midden- en Y/est-Brabant hebben inmiddels 28 gemeenten in het aangegeven verzorgingsgebied besloten tot invoering van de on roerend goed-belasting met alle als grondslag "waarde in het economise verkeer".

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1974 | | pagina 101