- 3 -
invordering geschiedt door de Rijksontvanger. Verder is de opbrengst
van de onroerend goed-belasting aan een maximum gebonden. Bepaald is
dat de opbrengst niet mag uitgaan boven 12voor de gebruikers en
15$ voor de eigenaren, van de algemene uitkering uit het gemeente
fonds, nadat deze uitkering is verminderd met 80$ van de jaarlijkse
kosten van sociale zorg.
Het belastingtarief is een vast bedrag voor elke f. 3.000.—
(bij grondslag waarde) of 10 m2 oppervlakte, doch kan voor gebruikers
en eigenaren verschillen, doch het maximum van de opbrengst van de
onroerend goed-belasting mag niet worden worden overschreden. Dit
maximum houdt voor Ossendrecht in dat - uitgaande van de per 1 januari
1974 bekende gegevens -
- van de gebruikers van onroerend goed
niet meer mag worden geheven dan
12$ van (f. 1.434.911»minus f. 79.089.—) f. 162.698.—
- van de eigenaren van onroerend goed
niet meer mag worden geheven dan
15$ van(f. I.434.9H.— minus f. 79.089. f. 203.373."
zodat de toegestane
maximale opbrengst is f 1
Indien besloten wordt tot invoering van de onroerend goed-belasting
vervallen op het tijdstip van invoering de Rijks-grondbelasting, de
Rijkspersonele belasting en de vanwege de gemeente geheven straat
belasting en rioolbelasting, die voor 1974 i*1 4e begroting zijn ge
raamd als volgt;
a. grondbelasting: hoofdsom gebouwd f. 10.400.—
hoofdsom ongebouwd - 3.600.
60 opcenten gemeente gebouwd - 6.240.—
30 opcenten gemeente ongebouwd 1.080.—
b. personele belasting! hoofdsom - 25*958,—
200 opcenten - 51*916.
c_, straatbelasting 28.000,
d. rioolbelasting 27.000.
e. rijksopcenten grondbelasting gebouwd f,19.760.
f. prov.opcenten person.belasting 97932.759»
zodat wegens vervallende belastingen
het totaal-bedrag is (basis-1974) ^^33.