I
(tk
Raadsvergadering
d.d. 30 juni 1972.
Aan de Raad der
gemeente Ossendrecht.
Onderwerp? Bestemmingsplan Ossendrecht, 6 juni 1972.
"Groote en Kleine Meer -
Plaatsluis.
In de Wet op de Ruimtelijke Ordening komt het instituut voor de mel
dingsplicht niet meer voor.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening trad in werking op 1 augustus 1965.
Bij besluit van de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Orde
ning d.d. 31 mei 1968, nr. 82 werd een lijst van beschermde natuurgebie
den vastgesteld.
Daar het niet mogeliji was vóór 1 augustus 1970 te beschikken over een
bestemmingsplan dat rechtskracht had, werd door de Raad m de vergadering
van 26 juni 1970 een voorbereidingsbesluit genomen tot herziening van een
gedeelte van het bestemmingsplan in hoofdzaak d.d. 21 maart 1963, gedeel
telijk goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 7 oktober 1964 G.Nr.
335/483, dit ter bescherming van de landschappelijke en natuurweten-~hap~
pelijke waarden van de beschermde natuurgebieden.
Per 1 augustus 1970 waren deze beschermde maatregelen namelijk van
rechtswege vervallen.
Op 27 januari 1971 waren de plannen van voorbereiding zover gevorderd
dat het voor-ontwerp kon worden toegezonden aan de instanties als bedoeld
in artikel 8 van het Besluit op de Ruimtelijke urdeningo
Daar het voorbereidingsbesluit d.d. 26 juni 1970 na één jaar verloopt
werd op 30 juni 1971 opnieuw een voorbereidingsbesluit genomen voor het
gedeelte van het bestemmingsplan in hoofdzaak zoals op een daarbij beho
rende kaart is aangegeven.
Het door de gemeentelijke planoloog, Ir. W.C.A. van Heesewijk bureau
voor Ruimtelijke Ordening N.V. opgemaakte ontwerp heeft ingaande 15 maart
1972 gedurende 1 maand voor eenieder ter gemeente-secretarie ter inzage
gelegen.
Gedurende deze termijn zijn tegen het ontwerpplan tijdig bezwaren
ingediend door
a. Eerstaanwezend Ingenieur der Genie te Breda, als gemachtigde van de
Minister van Defensie, tegen de hierna genoemde onderdelen?
1. Het gebruik als militair oefenterrein is onvoldoende tot uitdrukkv
gebracht in de bestemmingsaanduiding van het betreffende natuurge
bied.
1
•jif