tot de begroting 1967 is ontstaan door hogere uitkeringen uit het Gemeente-
fondsals gevolg van verhoging procentuele uitkeringsnorm, verfijningsrege
ling riolering en stijging aantal inwoners.
Aansluitend hieraan wordt verwezen naar de toegezonden aanbiedingsbrief en
de borderel met toelichting; alsmede naar het overgelegde rapport van de
raadscommissie; waaruit blijkt dat deze geen op- of aanmerkingen inzake de
onderzochte begrotingen heeft gemaakt.
De Voorzitter vraagt de vergadering of over de concept-begrotingen in het
algemeen, danwel over de afzonderlijke posten - te beginnen met de bedrijfs—
begrotingen - het woord wordt gewenst.
De heer van Gorsel en de heer Suijkerbuijk informeren naar de ramingen als
vermeld bij de respectievelijke volgnummers 250 en 248 voor vergoedingen aan
de kleuterschool, dit in het licht van het gereedkomen van de nieuwgebouwde
school»
De Voorzitter licht toe dat ten aanzien van bedoelde overgang in deze con
cept begroting 1968 nog is uitgegaan van de oude toestand.
■^e heer Mattheussens vraagt zich af of de aankondiging in de pers van het
begrotingsbeold-. 1968, bij de inwoners niet de vraag naar belastingverla
ging zal uitlokken. De Voorzitter deelt deze vrees niet, omdat het duidelijk
is dat de hier bedoelde ruimte lang niet - toereikend zal zijn om de meest-
urgente werken tot uitvoering te brengen. Deze lasten zijn om begrotings
technische redenen nie-t in de overgelegde ontwerp-begroting opgenomen.
Als antwoord op een defebetreffende vraag van de heer Mattheussens, deelt de
Vó'orzitter mede dat de uitkering ad f. 5.000.ingevolge de Wet Uitkering
Wegen is opgenomen bij de algemene middelen ten bate van hfdst. VI van de
gewone dienst.'
De heer Suijkerbuijk informeert naar de voorgenomen uitbreiding van het
kermisterrein, in verband waarmee de raming voor opbrengst staangelden is
verhoogd met 50üJo t.a.v. de raming 1967* -
Uit het antwoord van de Voorzitter blijkt dat het de bedoeling is door tij
delijke afsluiting voor hét verkeer van het Hondseind, het beschikbaar zijn
vah' een iets groter Marktplein en de parkeerplaats bij het Adolphinehuis,
meër kermisvermakelijkheden te plaatsen. De Voorzitter deelt niet de mening
'van de heer Suijkerbuijk inzake problemen bij afsluiting van wegen ten be
hoeve van te organise-ren wielerwedstrijden.
Itear aanleiding van dé volgnrs. 314 en 157 spreekt de heer van Gorsel er
'zijn bevreemding over uit dat voor beeldende kunstenaars een spreciale re
geling is ontworpen terondersteuning.Hij ziet geen enkel steekhoudend mo
tief om deze groep in een bevoorrechte uitzonderingspositie te plaatsen,
-^e Voorzitter beaamt dat het hiér een speciale rijksregeling betreft, waar
aan een gemeentebestuur uitvoering dient te geven.'