m HH I li I g m mm MjM
n
10. Voorstel van B. W. tot vaststelling van eene verordening
op de heffing en invordering van opcenten op de hoofdsom der
personeele belasting.
De Voorzitter zegt, dat de Ged. Staten bij brief van
7 Januari 1936, G nr 25, Ille afdeeling mededeelen, dat ten aan
zien van het belastingjaar 1936 met het oog op de financieels
toestand dezer gemëente nog de noodige voorziening is te treffen
door voor 1936 alsnog 200 opcenten te heffen op de hoofdsom
der personeel© belasting ten einde daardoor de begrooting 1936
sluitend te maken en stelt namens B. wo voor de verordeningen
tot heffing en invordering van 200 opcenten, zooals die ter
inzage hebben gelegen vast te stellen. Hij wijst erop, dat
voorheen 15 in plaats van 10% van de huurwaarde aan belasting
werd geheven, doch dat de vefehooging, waartoe de Raad eertijds
besloot, niet langer gerechtigd was.
Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aange
nomen
11. Voorstel van B. w. tot vaststelling van eene verordening
op de heffing en invordering van opcenten op hoofdsom der
ge'meentef ondsbelas ting
De Voorzitter zegt, dat over het afgeloopen dienst-
jaar 75 opcenten werden geheven en dat die verordening tot
1 Mei 1956 werd -goedgekeurd. Hij stelt namens B. W. voor
de verordening op heffing en invordering opnieuw vast te stel
len
Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoe besloten.
li
12. Verzoeken van de Schoolbesturen om een voorschot op de ge-
.mfentéliflke vergoeding voor het jaar 1936 overeenkomstig art
101 der lager onderwijs wet.
De Voorzitter zegt, dat ten behoeve van deze vergoedé»!
ding, waar in Ossendrecht geen openbare school is gevestigd,
de kosten elders worden opgevraagd en dat daarvoor het midden-