Het lid Matthensiens zegt overtuigt te zijn,dat de belastingen niet meer omhoog kunnen gebracht worden en dat het dan veel ver standiger is eerst de hoofdwegen op te knappen,daar die ook slecht zijn. De Voorzitter zegt dat reeds lang en vaak geroepen te hebben» doch moet opmerken,dat in het opknappen der hoofdwegen weinig of geen werk zit voor werkverschaffing dan alleen wat aanvoer van zand enz. en dat het juist om werkverschaffing gaat» Het lid de Vos merkt op,dat he$r juist om de werkverschaffing gaat en zegt het eens te zijn me t het lid Kil,dat de kinderen- met half gevulde bulken naar schóól moeten. Het lid Kil zegt, dat het toch de bedoeling is om van het werk fonds gelden te verkrijgen,waaini§ de Voorzitter zegt dat zulks ge tracht wordt. Het lid Kil zegt dan,wanneer men heidegrond aankoopt men direct rente moet betalen en dus meer kosten maakt. Het lid de Vos merkt op dat het z.i, het beste is het aangebo den plan te aanvaarden en zijn die plannen uitgewerkt dan is het werk hier klaar» v De Voorzitter zegt,dat het lid Leijten zeide, dat er heidegrond te koop is en vraagt of Leijten ook weet van wie,voor hoeveel en hoegroot die perceelen zijn. Het lid Leijten zegt van den rentmeester dier goederen verno men te hebben,dat de eigenaars tot verkoop bereid zijn» Van de grootte, der gronden weet hij niets,evenmin waar zij precies liggen, en dat de rentmeester notaris van Aalst Is, De voorzitter zegt van dien rentmeester reeds eerder gehoord te hebben,dat de eigenaars niet willen verkoopen,en kan zich niet indenken,dat zij reeds nu van idee zijn veranderd. Het lid Verdu.lt,wat niet kon, kan nu mis schien wel. Het lid Mattheussens zou er voor zijn den grooten zandberg bij Jansen af te graven, De voorzitter zegt,dat afgraven van dien berg niets te betee- 'kénen heeft en men diene eerst na te gaan of men wat aan den afge graven grond heeft,hetgeen hij zeer betwijfelt. Het lid Mattheussens zegt dat men geen wegen moet gaan ver harden, waaraan geen mens chen wonen,waarover geen verkeer is en die in de hosschen doodloopen, De Voorzitter zegt dat als de Raad besluit tot verharding der wegen niet direct alle wegen verhard zullen worden en dat zij die het werk hebben uit te werken,een en ander we1 degelijk hebben na te gaan waarna een en ander wel zal blijken»

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1935 | | pagina 42