Het lid Rooijmans meent» dat men. in deze geen architect noodig heeft dat als men de teekening heeft» welke f.2.~. a f.3»-» zal kosten men dat werkje ook wel hier kan opknappen. Het lid van Gorsel wijst op de auteurswet en zegt» dat men met die teekening niet willekeurig kan handelen. De Voorzitter erkent zulks» zegt» dat de architect de moge lijkheid opende de teekening beschikbaar te stellen en dat later wel blijken zal» dat met de bijkomende kosten f,1000.~s noodig is. Het lid van Gorsel wijst op grondaankoop. Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel van B. W. aangenomen. 11. Voorstel van B. W, tot aangaan eener geldleening voor aankoop van straatkeien. De Burgemeester stelt voor, waar de aankoop voor 1933 op den kapitaaldienst moet plaats vinden» daarvoor met de B. V. Bank voor ^ederlandsche Gemeenten een geldleening aan te gaan groot f.2500.-. a 4f^. Zonder hoofdelijke stemmen wordt het voorstel van B. W. aangenomen. 12. Voorstel van B. W. tot het aangaan eener geldleening voor dekking der kosten van de werkverschaffing 1933. De Voorzitter zegt» dat voor de werkverschaffing over. 1933 nog f. is te leenen en stelt voor ook deze leening met de N. V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten eene geldleening aan te gaan tegen 4~zfo Zonder hoofdelijke stemmen wordt het voorstel van B. W. aangenomen. 13. Voorstel van B. W. tot het aangaan eener kasgeldleening groot f.15.000.-. De Burgemeester zegt,dat ook nog niet over voldoende midde len kan worden beschiktvoor dekking der loopende uitgaven en stelt voor andermaal met de fa. staal en Go. eene kasgeldleening aan te gaan» althans de bestaande te verlengen. Zonder hoofdelijke stemmen wordt het voorstel van B. W. aangenomen. 14. Schrijven van Gedeputeerde Staten over 2 Mei 1934, G.'nr. 278 hou dende bemerkingen op de gemeentebegrooting voor 1934. De Voorzitter zegt, de bemerkingen stuk voor stuk aan de orde te stel lens NADEELIG.SALDOS -Het lid Mattheussens wijst er op» dat er reeds zooveel is geleend en zegt van oordeel te zijn dat men zoo maar niet zonder slag of stoot aan de eischen van Gedeputeerde Staten toe te geven, waar deze het nadeelig saldo naar den kapitaaldienst doet verwijzen. Het lid Jansen jsegt» dat over het nadeelig saldo van 1932 niet moet gedebuteerd worden en dat Gedeputeerde staten toch aan door hun gestelde eischen vast houden en op den duur toch moet worden toe gegeven.

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1934 | | pagina 34