0 - ::r 3 :e, 1 - r J 80J Het tid van Gorsel acht het verkeerd eenige vergoeding toe te kennen Hii wiist er verder op» dat Heijnen in elk geval kocht onder de gewone voorwaarden, dl. met de daarop rustende erfdienstbaarheden en de daarop öustende lasten» dat het^rkende waterleiding oetr, die op den legger is vermeld en dat buiten den boora van den water loop een strook grond moet vrijgelaten worden voor het uitkomende vuil 6 Het lid Mattheussens zegt» zich ter plaatse op de hoogte te hebben gesteld» dat hij met den eigenaar na het inkomen '^n het verzoek alles in oogenschouw heeft genomen en dat hem xs ge^L©1 dat hier verkeerd is gehandeld. Hij moet opmerken» dat hier met o verleg seen geheel ander en beter resultaat was verkregen, iij g verder zich verplicht te achten, hier te moeten zeggen, ter voorko ming van proces-kosten, dat hier de Nedelandsche Heide Maatschappij zonder opdracht van het gemeentebestuur neeft gehandeld en de schuld eeheel bij de maatschappij ligt. De Voorzitter zegt» het heel vreemd te vinden, waar hier beweerd wordt, dat geen overleg gepleegd zou zijn, ^^-idd^h bii hem is geweest, dat hij hem naar den voorwerker de Riader heelt gestuurd om'te onderhandelen, dat hij met de Ridder een mondelinge overeenkomst heeft getroffen, dat Heijnen het hout heefJ oenou den, dat zelfs- lui van de werkverschaffing dij het opruimen vian net hout hebben geholpen en dat als Heijnen anders verklaart, hij zich niet eerlijk en correct gedraagt en dat dus in el* geval eenbehoor lijk overleg heeft plaats gehad. Hij moet verder nog opmerken, dat hij de Ridder over deze kwestie nog heeft gesproken en dat hij ppri pj-i ander nog heeft uiteengezet. Verdergaande zegt de Voorzitter het optreden^van heijnen niet goed te kunnen keuren en kan hij diens handelen niets anders doen dan laken, wanneer hij anders verklaart. arirtRf,hp Heide Het lid van Gorsel zegt, dat de niet de Nederlandsche Heide Maatschappiidoch de gemeente als opdracht geefster aansprakelij xs Het lid Mattheussens zegt, dat de Nederlandsche ueide^Maat schappij niet in opdracht van de gemeente het werk uitvoerde» aocn naqr g van Q.orSQ]_ aegt, dat het gemeentebestuur de Neder landsche Heide Maatschappij opdracht gaf het werk uit te voeren vo_g sens de opgemaakte begrooting. Het lid Mattheussens komt tegen het gezegde van het lid van Gorsel on. doch deze zegt, dat een en ander is, zooals nij zegt. XDe Voorzitter zegt, dat de Nederlandsche Heide Maatschappij volgens de opgemaakte begrooting te werk gaat, dat de Nederlandse e Heide Maatschappij opdracht kreeg, die werken uit te voeren en tenslotte, dat deze aangelegenheid z.i. voldoende is besproken stolt voor op het verzoek afwijzend te odsoni^iie^i Zonder hoofdelijke stemming wordt daartoëssxïsdEKH*besloten. '7. Verzoek van den Eerw. Heer PI. van Putte om in werkverschaffing werken aan het jeugdhuis te verrichten. De Voorzitter zegt, dat door den Eerw. Heer PI. van Putte pogingen worden aangewend tot het stichten van een jeugdhuis, waar aan naar mondeling werd .medegedeeld, de minister van Dociale /.aken zijn goedkeuring heeft gehecht en dat daarvoor een terrein van circa £0 HA°heide werd aangekocht. Hij zegt verder, dat aan het werkzaamheden zijn te verrichten, als het graven van ee - sloot, een vijver» het maken van wegen en paden, welker werkzaamhe den niet door de jeudige werkloozen kannen verrjcht worden en waar aan door een vijf en twintigtal werkloozen zes a negen maanden kan gewerkt worden, zoodat daarmede een groot werkobject wordt verkregen. jJ' 1U U J L 19u+2100V C 0 V STÏS ft j., i i i i.f

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1934 | | pagina 30