rrJt 16, In verband met een verzoek van 4 raadsleden worden aan deze agenda te volgende onder- i werpen toegevoegd, A, Bespreking en invoering der werkverschaffing en B, Idem der daarfcefc te nemen besluiten als ziende het aangaan eener kasgeldleening enz, j De Voorzitter zegt deze onderwerpen aan de agenda te hebben toegevoegd op schriftelijk verzoek vam de raadslede®, j C, Mattheussens, _P„J. Verduit, J,J, Rooymans en P.J. Suijkerbuijk d.d, 12 Januari 1932Hij zegt, dat die vergadering als spoedeischend" werd aan gevraagd, hetgeen evenwel volgens zijne zienswijze alleen aan hem te beoor- deelen is en zegt verder niet te weten, waarin het "spoedeischende" is ge legen en dat als er inderdaad zooveel spoed bij was, toch daarvan door de 4 raadsleden hem mededeeling ware te doen. Hij merkt nd>g op, dat een der gelijk verzoek volgens artikel 4-6 der gemeentewet met opgave van redenen moet geschieden, dat het verzoek als volgt is gedaan Ossendrecht, 12 Januari 1932. den Voorzitter van den Raad der gemeente Ossendrecht, Ondergeteekenden verzoeken IJ ingevolge de Gemeentewet in hun hoedanigheid als lid van den gemeenteraad een spoedeischende raadsver- gaderlng te beleggen op uiterlijk 15 dezer, 1. Bespreking en invoering der werkverschaffing, 2, Idem der daartoe te nemen besluiten als zijnde het aan gaan eener geldleening etc. De Voorzitter zegt verder dat dit verzoek hem bereikte op 13 Januari a,s« terwijl hem^door derden- geheel huiten den raad staanden - reeds op 12 Januari 1932 vóór 10 uur 's morgens werd medegedeeld, dat een S!spoedeischende" raadsvergadering moest gehouden worden en dat daartoe het verzoek reeds was gedaan, dat hij (Voorzitter) des avonds in de Zoom moest lezen, dat een dergelijke raadsvergadering was aangevraagd,,terwijl hij nog niet in het bezit was van het verzoek, alles zegt de Voorzitter, om het spoedeischende te verklaren. Als Voorzitter van den Raad werd hem in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van 13 Januari 1932 door den wethouderMattheus- sens er op gewezen dat door 4 raadsleden een spoedeischende vergadering was aangevraagd en vroeg hem wanneer die zou gehouden worden, waarop de Voorzitter hem o.m, zeide dw wet te zullen toepassen, zooals zij is en de vergadering zoo mogelijk, zal houden zoodra de gemeente-begrooting 1932 terug is. Verder werd hem om mededeeling der voorstellen gevraagd, docy daarop kreeg hij de verheffende mededeeling van wethouder Mattheussens "dat zult u wel hooren in de vergadering". Een dergelijk vreemd antwoord had ik verwacht, doch het getuigt voor de zooveelste maal hoe de tegenwoor dige irethouders over "het besturen" denken en dat zij niet het minste begrl] hebben van hun verantwoordenjkheidsgevoel en hun functie als wethouder in het college van Burgemeester en Wethouders en dat zij de wetenschap missen dat in art. 209 letter s, aan Burgemeester en Wethouders is opgedragen het behoorlijk voorbereiden, zoover het niet aan anderen is opgedragen, van het geen in" a'en Raad ter overweging en beslissing moet worden gebracht. De Voorzitter zegt dan, dat wat sub 1, bespreking der werk verschaffing, betreft deze aangelegenheid reeds lang besproken is, reeds aan den betrokken minister werd medegedeeld en door dezen werd goedgekeurd en dat wat sub 2 betreft, met uitzondering van het "etc" de Raad reeds bij besluit

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1932 | | pagina 22