Koninklijk besluit van 28 Juli 1916 No, 53 en verzocht wordt - met in- b achtneming van het vermelde in de bemerkingen - zorg te dragen voor de noodige overeenstemming zoodat de gewone dienst zonder saldo sluit r- daar anders de begrooting niet voot? goedkeuring vatbaar is Volgnummer 74. CrVraagd wordt onder verwijzing naar den brief van Gedeputeerde Staten van 25 November 1931, G. No. 436, le Afdeeling alsnog aan te toonei dat het thans geraamde bedrag voldoende is voor het onderhoud der wegen. De Voorzitter zegt, dat .Burgemeester en Wethouders voorstellen aan Gedeputeerde Staten in den volgenden geest te berichten r.l. "dat meerdere verbeteringen aan de wegen dan in verband met het bedrag op de begrooting geraamd onnoodig zijn, gezien de verbetering©]! in 1931 aangebracht." Verder Z0St d© Voorzitter dat Gedeputeerde Staten nader omtrent noij vor&ook om ov@rns.m0 van @@n of moor koiwegon door do provlnci© nsdor zullen berichten en dat hij (Voorzitter) zich niet met het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan vereenigen omdat gevraagd wordt een en ander aan te toonen, hetgeen dior Burgemeester en Wethouders niet geschiec hec lid Mattheussens merkt op dab maar een technisch ingenieur in deze gemeente aan te stellen» j Het lid van Gorsel merkt op dat overgave der wegen voor de ge meente ongetwijfeld kosten met zich zal brengen. De Voorzitter onderschrijft de meening van het lid van Gorsel en zegt dat z.i. de kosten dan hooger zullen loopen dan nu, daar de pro- vine ie niet genèj/lgd zal zijn wegen zonder meer over te nemen om de eigen oegrootingte verzwaren en dat wat zij hier zou doen ook elders moet doen, waardoor die begrooting in de war wordt gestuurd. Het antwoord van Burgemeester en Wethouders wordt overgenomen, waarbij de Voorzitter mededeel» over deze aangelegenheid wellicht ziine meening te zullen mededeelen. Volgnummer 128a. 3! De Voorzitter zegt, dat met deze bemerking rekening zal gehouden worden en de noodige aanvullingen op de begrooting worden aangebracht. Ten aanzien der bijdrage ad 75 waarvan 50 uit de rijks -"en 25% uit1 de provinciale kas kan volgens hem gerekend wordend/ijl in 1931 reeds tot i! dat percentage subsidie werd verleend. 4, Volgnummer 162, De Voorzitter- zegt, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen de raming der rente enz. van de tijdelijke geldleening op de begrooting te brengen. Evenwicht der begrooting. De Voorzitter zegt, dat Gedeputeerde Staten er vervolgens op wijzen tot welk bedrag de belastingen minstens moeten verhoogd worden, n.l» tot f,1400«=» welke volgens Gedeputeerde Staten zijn te verkrijgen j door verhooging der opcenten op de personeel© belasting en wel van 80/100 op 100 tot 120 en dat hij (Voorzitter) een verhooging tot 120 ppcenten voor alle aanslagen noodzakelijk acht. Het lid Suijkerbuijk vraagt of de opcenten op de fondsbelasting tot het maximum worden geheven» De Voorzitter antwoordt bevestigend en zegt, dat wanneer men die verder wil verhoogen de verhooging progressief moet zijn. Het lid Suijkerbuijk zegt, dat die z.i» het eerst aan de beurt zijn, waarop de Voorzitter zegt, dat daaruit geen f,1400.=. is te halen, doch een aanmerkelijk lager bedrag. Het

Raadsnotulen

Ossendrecht: 1920-1996 | 1932 | | pagina 19