rf
12. Verzoek der wethouders om in het
bezit te worden gesteld van een 'afschrift der
begrooting 1931 en 1952.
De Voorzitter zegt, dat de wethouders deze afschriften aan
hem hebben gevraagd, doch dat hij die weigerde, omdat er geen enkele
bepaling in deze gemeente bestaat, welke de afgifte daarvan regelt.
Hij weigerde dit verder, omdat de wethouders steeds inzage kunnen nemen
der oorspronkelijke begrooting zaoals die ten raadhuize ligt met alle
daarbij behoorende bescheiden en omdat afschrift van zoo'n begrooting
reeds op f.5. per stuk, dtis op f.20.=. in totaal komt te staan, waar
tegenover geen enkel nut is aan te halen en ten slotte, omdat de wet
houders ook in het bezit worden gesteld van een borderel der begrooting
in dien geest evenwel, dat zij een geheel afschrift ontvangen van de
memorie van toelichting en merkt op, dat afgifte dier begrootingen door
hem op f.20.=. geschat in werkelijkheid vrij wat hooger komt te staan
aangezien de bijkomende kosten van arbeidsloon enz, buiten beschouwing
zijn gelaten en hij vindt het juist zoo vreemd, dat deze wethouders, die
op alles zoogenaamd willen bezuinigen, aan den anderen kant onnoodige
uitgaven doen, uitgaven die geen nut afwerpen.
Het lid Verduit zegt, dat, wanneer aan het verzoek wordt vol
daan dit f,10.=. dsfr een begrooting f.5.=, kost, waarop de Voorzitter
antwoordt, dat er 4 begrootingen zijn gevraagd n.l, 2 van 1931 en 2 van
1932, en dat 4 Xf5 f.20.
Het lid blijft bij f,10,=o en zegt dan, dat volstaan kan worden
met aan iedere wethouder 1 begrooting te geven.
De Voorzitter merkt dan op dat de vraag is geweest voor lederen
wethouder één begrooting v&n elk dienstjaar, zoodat thans het verzoek
weer gewijzigd is, waarvan hem niets werd medegedeeld.
Het lid Verduit zegt dan, dat hij den Voorzitter heeft hooren
zeggen, dat er nu zulke drukke werkzaamheden zijn op de secretarie en
dat' dit nu niet in de gewone kantoor-uren kan plaats hebben en dat hij
er niet voor is het personeel er meer uren voor te willen laten zitten,
wijl dat onnoodlg meer kosten medebrengt.
De Voorzitter merkt op dat de- wethouders hebben gevraagd de
begrooting "ten spoedigste" te ontvangen.
Het lid Verduit zegt, dat zij dat reeds voor 3 maanden hebben
gedaan en dat er nu nog wel 14 dagen bij kunnen.
De Voorzitter ontkent het eerste en zegt daarmede rekening te
houden.
Het lid Mattheussens zegt, dat het de bedoeling was de begroo
tingen vóór de behandeling te ontvangen en dat zij nu nog wel kunnen
wachten.
De Voorzitter zegt er tegen te blijven uit een oogpunt van be
zuiniging, zooals zoo vaak ontijdig naar voren wordt gebracht en wel in
verband met de daaraan verbonden kosten.
Het lid Mattheussens zegt, dat er geen extra uren moeten ge
maakt worden, waarop de Voorzitter zegt, dat de ambtenaren nu reeds 3 a
4 uur per dag en meer nog, extra hebben te werken en dat het werk niet
onnoodig moet vermeerderd worden.
Het lid Mattheussens zegt daarop, dat het thans dan wel anders
op de secretarie toegaat dan vroeger en dat toen hij er als volontair
was er s middags gespeeld werd.
De Voorzitter ontkent dit ten stelligste en merkt het lid Matt
heussens op, dat toen hij als volontair ter secretarie kwam hij heeft
moeten beloven over de secretarie te zwijgen en dat als Mattheussens
mededeelingen van de secretarie doet hij zich aan "woordbreuk" schuldig
maakt
Het lid Mattheussens geeft dat toe, doch zegt, dat het zoo is,
hetgeen de Voorzitter ten stelligste ontkent, dat hij van Mattheussens
v/el meer zou kunnen zeggen en waarschuwt Mattheussens dat als hij hier
op verder gaat hij de vergadering andermaal zal moeten schorsen tot
Dinsdagmorgen 9 uur.
Het