'X i
Cr
J-
Lr.
aAlsvoren tot heffing van een
plaatselyke inkomstenbelasting
De Voorzitter zegt dat de heffing is goedgekeurd tot 1 Mei
1929 en dat de afkondiging heeft plaats gehad op 8 Februari 1928.
fSchryven van Burgemeester en
Wethouders der gemeente Bergen op Zoom
van 7 Februari 1928.No 12/153 3.51-5
De Voorzitter zegt, dat genoemd College een afschrift toezend
van den gemeenschappeIjken keuringsdienst van vee en vleesch voor
den Keuringskring Bergen op Zoom, zooals dia in 1927 door de raden
der gemeenten in dien kring werd vastgesteld en zooals die is goed
gekeurd by besluit van Gedeputeerde Staten dezer provincie fey hun
besluit van 1 Februari 1928»
g, Schryven van Gedeputeerde Staten
van Noord-brabant d.d. 8 Februari 1928,
G. No 242 le afdeeling, in zake de
oprichting van eane noodslachtplaats
De Voorzitter zegt, dat de Inspecteur van de Volksgezondheid aan
9ed.Staten schryft, dat de Raad van Ossendrecht wellicht niet vol
doende bekend is met de voordealen, welk een goed ingericht abattoil
kan bieden Hy wyst er verder op dat noodsclachtvleesch in veel
gevallen eerst kan goedgekeurd worden na bacteriologisch vleesch-
onderzoek, waarmede tvd Is gemoeid en in het warme jaargetyde meer
malen zooveel, dat vleesch, hetwelk aanvankelyk goedgekeurd is na
afloop van dat onderzoek toch zal moeten afgekeurd worden, wyl
de bewaring van het vleesch onvoldoende was Koelhuisbewaring is
dan vooral eisch, ter voorkoming van teleurstelling
Verder wyst de Inspecteur er op dat de gedachteregeling door
den Raad zi. geen overwegend bezwaar behoeft te bestaan, m.a.w,
bezwaar is daaraan varbonden, zoodat zy geen ideale toestand schept
Dan wyst de Inspecteur op artikel 3 der Vleeschkeuringswet wat
onder noodslachten valt te verstaan en dat daaronder o.m» paarden
eveneens zyn begrepen waarvan het vleesch moellyk te Ossendrecht
zal zyn te verkoopen
De Voorzitter zegt zich hier geheel by de zienswyze van den
Inspecteur aan te sluiten. Paardenvleesch kan te Ossendrecht on-
moge.lyk verkocht worden, daar den ingezetenen dat niet begeeren»
Nog zegt de -Inspecteur dat by de samenstelling van de over
eenkomst geen deskundige voorlichting is verleend
De Voorzitter wyst in verband met dit gezegde er op, dat meer
malen een onderhoud heeft plaats gehad met den Directeur te Bergen
op Zoom, dat deze daarby ntomer op deze aangelegenheiden heeft
gewezen dat ook in het vorige raadsbesluit hetzelgde stond en
daarop de vorige maal eveneens niet werd gewezen
Burgemeester en Wethouders meenen gezien de nadere bezwaren
van Ged»Staten, nadat zy den Inspecteur andermaal hebben gehoord,
de Raad voor te stellen hun besluit in te trekken
De heer Jansen zegt, dat hy gehoord heeft dat de paarden hier
moeten blyven
De Voorzitter wyst daarby op het
verzekering onstataat en meent, dab
Bergen op Zoom gaat
De heer Van Aalst zou eerst een proef willen nemen gedurende
2 j aar
De Voorzitter ontraadt dat wyl dan reeds de
zyn c
De heer Van Aalst meent dat er toezeggingen
daarnaar,
De Voorzitter zegt nimmer eanige toezegging gedaan te hebben en
werkt op dat de Wed Melsen wal wat voorbarig is geweest
De heer Van Aalst stelt dan voor deze aangelegenheid aan te
houden tot een volgende vergadering welke voorstel met algemeen®
steqimen wordt aangenomen
gevaar dat
het beter is
voor de paarden
dat alles naar
kosten gemaakt
zyn gedaan en vraagi