- 10 -
geweest, waarin door mij de vraag werd herhaald. Burgemeester en
wethouders waren in deze vergadering niet aanwezig, omdat het een
vergadering was, die het karakter droeg van een informatieve t.b.v.
de begrotingsbehandeling. Daarin werden vragen van raadsleden öf
beantwoord door de aanwezige gemeente-ambtenaren óf, indien dit vragen
waren, die lagen op het gebied van beleid, werden die vragen doorgespeeld
naar burgemeester en wethouders, die daar dan schriftelijk op zouden
reageren. Dat was althans de afspraak. Het schriftelijk antwoord, wat
toen ook kwam, 6fer inmiddels met een onderzoek was gestart en zo ja,
wanneer we de resultaten daarvan zouden te weten komen, was onbevredigend.
Door het college werd namelijk gesteld, dat er inmiddels op lang niveau
veranderingen aan het voltrekken waren. De staatssecretaris had zich wat
herroepen enz. enz. Kortom, er werd niet concreet geantwoord, er werd
omheen gewalst. Tijdens de begrotingsbehandeling daarna, dat was dus
afgelopen december, heeft het C.D.A. bij monde van de heer Sweere vervol
gens gezegd, en terecht, de huidige wijze van onroerend-goedbelasting
naar economische waarde is een zeer dure, maar ook een volstrekt waarde
loze methode en hij drong aan op een andere methode. Het antwoord van de
voorzitter twee dagen later in die begrotingsvergadering, ik citeer:
de maatstaf van de onroerend-goedbelasting is landelijk in discussie
(dat was de vraag helemaal niet). De kosten van de taxatie van de aanleg
van een eerste bestand zijn in 10 jaar afgeschreven. De vervolgtaxatie
dat is om de 5 jaar, zullen in 5 jaar worden afgeschreven. Omschakeling,
zegt de voorzitter dan vervolgens, van de maatstaf zal 5x de kosten van
de taxatie vergen. Volgens de nu bekende gegevens zou dat betekenen
dat dat 450.000,zou zijn. Een wat onzorgvuldige uitlating. Met deze
constatering had de voorzitter kennelijk tot doel de discussie over de heffings
grondslag O.G.B. verder de kop in te drukken en de toegezegde onderzoeken
van de raad niet meer uit te voeren. Overigens, mijnheer de voorzitter,
nu blijkt uit de stukken en informatie ten gemeentehuize, dat de omschake-
lingskosten niet 450.000,— bedragen, maar"slechts" de helft. En ook by
dit bedrag zet ik levensgrote vraagtekens. Ik kom daar later op terug.
Voor my, mynheer de voorzitter, was een en ander in ieder geval aanleiding
met myn zeer beperkte middelen en zonder de by het college als vanzelfsprekende
ambtelyke deskundigen, zelf met een nota O.G.B. te komen en die te verstrekken
aan burgemeester en wethouders en de raadsfracties* Ik vind het jammer da
de gemeente geen tyd heeft kunnen of willen vrymaken voor dit toch wel
belangryke onderzoek. Het is eleganter alleen toezegging aan de raad te doen
over zaken, indien men deze toezeggingen ook wil of kan nakomen. Zeker in
dit geval,waarin duidelyk was, dat het onderzoek wel moest plaatsvinden.
Dat wilde ik in eerste instantie zeggen.
Mevrouw HENDRICKX heeft de volgende vragen:
a. Hoe geschiedt de hertaxatie? Worden alleen maar gedeeltelyk de panden
getaxeerd als er geen verandering is, of worden alle panden opnieuw
getaxeerd?
b. Worden aan de hand van bouwvergunningen de taxaties verricht.
c. Wordt by de taxatie de huurwaarde van het pand in aanmerking genomen.
d. Zyn de kosten van hertaxatie of de omschakeling naar oppervlakte
verschillend? Mogelyk, dat in een agrarische gemeente de kosten even
duur zyn.
e. Is het gemis aan een baatbelasting van invloed op de onroerend-goea-
"belasting?
De heer SWEERE zegt dat in het preadvies van burgemeester en wethouders
begonnen wordt met de nota van de heer Van Gasteren aan te halen.
De eindconclusie uit de nota is: overgaan naar de oppervlakte—grondslag
en dus het huidige systeem vaarwel zeggen, dus volgens de heer Van Gasteren
geen onroerend-goedbelasting meer heffen naar de economische waarde.
Oppervlakkig bekeken is dit misschien wel juist. Ook voor de oppervlakte-
grondslag geldt de waarde van het onroerend goed in het economisch verkeer.