Spreker ziet geen aanleiding het initiatiefvoorstel behalve dan voor
de vorm afzonderlijk te behandelen.
De VOORZITTER voegt hier aan toe dat het college inderdaad de punten die
de heer Van Gasteren aanhaalt heeft bewerkt doch formeel heeft de heer
Van Gasteren recht op afzonderlijke behandeling.
De heer VAN GASTEREN zegt dat nu zijn nota niet in zijn geheel is verwerkt
in het preadvies en om de zaak op te lossen toe te staan dat het geheel
gezamenlijk wordt behandeld.
De heer VAN GASTEREN vindt het heel erg spijtig.
Spreker vraagt de voorzitter wel hem meer spreektijd te geven, dan normaal
het reglement van orde toestaat.
Burgemeester en wethouders moeten dan de zaak nu maar verdedigen.
De VOORZITTER heeft hiermee geen problemen.
De VOORZITTER stelt dan aan de orde agendapunt nr. 8 het voorstel van
het college van burgemeester en wethouders.
De heer VAN BEEK citeert artikel 209 sub s van de gemeentewet, waarin is
vermeld dat burgemeester en wethouders de stukken voor de raad behoorlijk
voorbereiden. Op grond van deze bepaling vraagt spreker het preadvies terug
te nemen omdat het veel te summier is. In het preadvies wordt hoofdzakelijk
aangehaald waarom een van de systemen niet moet worden toegepast.
Bij de stukken liggen ter inzage een notitie van de gemeente Hoeven 25 pagina's
en een boekwerk inzake de werking van de onroerend-goedbelasting, 75 pagina's.
Niemand kan op grond van dit summiere voorstel een mening vormen.
In het preadvies zijn slechts zes regels gewijd aan het voorstel van burgemees
ter en wethouders.
Een groot gedeelte van het preadvies houdt in dat de nota van de heer Van
Gasteren niet juist zou zijn.
Burgemeester en wethouders hadden hun visie duidelijk moeten maken, daarnaast
had de nota van de heer Van Gasteren bezien kunnen worden en dan zou een
beslissing genomen kunnen worden0
De VOORZITTER merkt op, dat destijds bij de invoering van de onroerend-goed
belasting de gemeenteraad heeft gekozen voor de maatstaf van het economisch
verkeer.
Destijds is er heel veel over gezegd en heel veel overgeschreven en de raad
is tot deze conclusie gekomen.
Burgemeester en wethouders behoeven dus thans niet meer in te gaan op het
economisch verkeer. Nu is aan de orde een wijziging op grond van een voorstel,
een initiatiefvoorstel van de heer Van Gasteren.
Dat moet aangetoond worden dat dit juist is en dat moeten burgemeester en
wethouders bezien.
Vandaar dat in het preadvies ook over de economische waarde verder niet wordt
gesproken.
De vraag is dus of de oppervlaktetarief zou moeten worden ingevoerd.
De raad heeft destijds gekozen na uitvoerige en langdurige discussies voor
de maatstaf economisch verkeer.
De heer VAN GASTEREN houdt hierna het volgende betoog.
Mynheer de voorzitter,
Het zal iedereen bekend zijn waarom ik tot deze nota ben gekomen.
In de begrotings—vergadering van 1978 was een en ander al aanleiding om
daarover een onderzoek te vragen.
Tydens de behandeling in de raad van de tariefsverhoging in 1979 werd er
ngmaals gevraagd om een onderzoek. Door mij of het oppervlaktetarief wellicht
beter was, dit deed ik naar aanleiding van uitlatingen van de staatssecre-
tarissen. De heer Sweere vroeg om een onderzoek naar de jaarlykse bijstelling
economische waarde. Om mij niet duidelijke redenen is geen onderzoek ingesteld,
ondanks de aktielijst n.a.v, van de raadsvergadering van 51 oktober 1979,
waarin o.a. staat onderzoek maatstaf onroerend-goedbelasting en indexering
economische waarde onroerend-goed.
Mijnheer de voorzitter, daarna is er een informele niet openbare vergadering