- 11 -
schriften voor zijn. Verder heeft de heer Broos verklaard dat hij
ter plekke zelf daar niet wil gaan bouwen. Tegen de achtergrond
van het vertrouwensbeginsel moet ook van de zijde van de heer
Broos duidelijkheid zijn. Spreker memoreert dat de juridisch adviseur
van de gemeente stelt, dat er m.b.t. het gelijkheidsbeginsel nog
geen duidelijkheid is. In verband met dit alles stelt de heer VAN
GASTEREN voor om punt "b" terug te nemen van het ontwerp-besluit.
De heer Broos moet toch een nieuwe bouwaanvrage indienen en dan
kan naar aanleiding van de aanvrage zelf nóg een beslissing worden
genomen.
De VOORZITTER zegt uitdrukkelijk dat het ontactisch is om het ontwerp
besluit te ontkoppelen. Als alleen besloten zou worden onder "a" het
beroepschrift ongegrond te verklaren, dan is hiermee de zaak af en
dan kan betrokkene onmiddellijk naar de AROB-rechter stappen. Als niet
hetgeen is gesteld onder "b" wordt meegenomen en hiertoe wordt besloten,
dan is de gemeente een stuk greep kwijt, welke zij dan nog heeft.
De VOORZITTER zegt verder, dat nog niet helemaal uitgespit is in het
kader van het vertrouwensbeginsel of betrokkene feiten heeft verzwegen.
Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van mevrouw HENDRICKX zegt
de VOORZITTER dat als het bouwperceel en de bouwaanvrage voldeden aan
de voorschriften van het plan in Hoofdzaak, dat het onderhavige voor
stel dan niet was gedaan om een voorbereidingsbesluit te nemen. Immers
een werkelijke agrarische bouw kan zonder meer worden toegestaan. Mede
ook door het niet toereikend zijn van de oppervlakte moeten er nadere
voorschriften voor komen. Juist als er voorschriften komen, dan heeft
de gemeente een en ander in de hand. Of het gebouw een agrarisch uiterlijk
heeft moet nader worden bezien. Het criterium moet worden woning met
bedrijfsruimte.
Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de heer VAN DUIJVENBODE
zegt de VOORZITTER dat het pijn doet door het simpele feit dat in de
brief van Broos niet is vermeld het woordje "in principe"en in de brieven
van Verheijen en Van Hoorn wel, dat daardoor de heer Broos meer mogelijk
heden heeft.
De VOORZITTER kan niet zeggen in percentages hoe de kans ligt voor de
gemeente om de zaak te winnen of te verliezen, of dat 75% is, of 50%,
is niet te zeggen.
De heer VAN DUIJVENBODE geeft een stemverklaring dat, zou de mogelijkheid
er in zitten dat de gemeente 25% kans heeft en een schade van 100.000,
erin kan zitten, dat hij dan instemt met het gehele voorstel van het college,
hoewel hij in principe eigenlijk tegen is.
De heer SV/EERE zegt dat de commissie ruimtelijke ordening met het voorstel
akkoord is gegaan op grond van het vertrouwensbeginsel. Destijds is door
het college een harde toezegging gedaan en die kan nu niet verbroken worden.
Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de heer VAN GASTEREN zegt
de VOORZITTER nogmaals dat in het hudige bestemmingsplan in Hoofdzaak
onder bedrijfsruimte een gebrouw wordt verstaan met een inhoud van minimaal
300 m3. Een bestemmingsplan Buitengebied is er nog niet, waarin de voor
schriften duidelijker zullen worden omschreven.
De heer VAN BEEK is van mening, dat hij "ja" kan zeggen tegen het voor
liggende voorstel van burgemeester en wethouders. Doch dit moet wel in
houden dat straks geen wegen gevonden gaan worden om de bouwvergunning
niet te verlenen. De heer VAN BEEK wil toch in overweging geven om het
perceel 2525 te bezien en de mogelijkheid voor de bouw door Verheijen in
ogenschouw te nemen. Tevens verzoekt spreker hieromtrent een nota samen
te stellen en deze aan de raad toe te zenden. Dan zijn er twee oude zaken
in één keer afgewikkeld.
De VOORZITTER zegt toe aan de raadsleden hierover een nota toe te zenden,
zo mogelyk binnen een maand.