- 14 -
De VOORZITTER zegt met betrekking tot de democratisering, dat
bij het samenstellen van het cultureel plan met de verenigingen
aan tafel zal moeten worden gezeten. Er zal een goede inspraak
moeten komen. Dat de stichting een vereniging moet worden is
nu niet aan de orde. Er is wel over te praten.
De heer VAN GASTEREN vindt erg belangrijk dat het gemeentebestuur
nagaat Vat er in de statuten en het huishoudelijk reglement
geregeld is met betrekking tot de activiteiten en de doelstellin
gen van de verenigingen.
Wethouder VAN MERRIENBOER denkt dat de plaatselijke verenigingen
mans genoeg zjjn om inspraak en democratisering te bevorderen.
Spreker ziet het nog niet zitten om het als plicht op te leggen.
Wethouder VAN MERRIENBOER zegt ten aanzien van de splitsing van
secretaris en penningmeester, dat die mogelijkheid er in zit.
Bij artikel 2, lid 1, sub c omdat er staat dat de leiding van
een vereniging, stichting minimaal 3 personen moet zijn.
Dit kan dan een gescheiden secretaris en penningmeester inhouden.
Met betrekking tot de inkomsten van een stichting, kan gesteld
worden dat ook een stichting eigen inkomsten kan hebben.
Wat de doelmatigheid betreft bij de verslaglegging, zal dit toch
wel blijken uit een verslag van de activiteiten, die ze over de
voorafgaande periode voorleggen.
De heer VAN GASTEREN licht toe, dat het niet geregeld behoeft
te worden de doelmatigheid, doch dat op het gemeentehuis bij de
contröle, dat men daar wel aandacht voor heeft.
Wethouder VAN MERRIENBOER zegt met betrekking tot artikel 2,
lid 1 sub h geen bedenking te hebben bij het toevoegen van de
bepaling met betrekking tot de politieke gezindheid, doch spreker
stelt dat wij hier leven in een democratisch land en dat niemand
uitgezonderd wordt.
Met betrekking tot het welzijnsplan zegt wethouder VAN MERRIENBOER,
dat in de beleidsnota bij de begroting 1980 vermeld is, dat in
november wordt gekomen met een inspraakverordening. De invoering
van een plan met ingang van 1981 is landelijk geregeld. De gemeente
kan, omdat het totaal subsidie beneden 75.000,ligt, voorlopig
volstaan met een lijst van verenigingen. m
Naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de heer VAN BEEK
zegt de VOORZITTER dat bij toepassing van deze verordening de
bevoegdheid ligt bij burgemeester en wethouders en de incidentele
aanvragen niet meer in de commissie worden behandeld. Mocht er
afgeweken worden van de verordening, dan komt het terug bij de
commissie en de raad.
De heer VAN BEEK attendeert op artikel 25» lid 2, waar staat
dat 3 maanden tevoren de aanvrage ingediend moet zijn voor het
jaar, waarvoor het geldt. Betekent dit dat verenigingen, die na
september subsidie aangevraagd hebben, dit niet meer krijgen?
De VOORZITTER is van mening dat daar de hand aan gehouden moet
worden, doch de mogelijkheid is niet uitgesloten, dat er buiten
de schuld van de verenigingen een aanvrage niet tijdig kan zijn.
Een soepele houding moet ten deze worden overwogen.
De heer VAN BEEK merkt terecht op, dat de artikelen 26 en 27
zijn vervallen.
Wethouder VAN MERRIENBOER licht toe, dat er bepalingen van de ver
ordening, welke als model gediend heeft, niet zijn opgenomen.
De nummering zal aangepast en doorgenummerd worden.