h
- 4 -
Spreker memoreert dat er heel weinig commissies ex artikel 61
bestaan, omdat men dit een onzuivere zaak vindt.
De heer VAN BEEK heeft geen principieel bezwaar tegen artikel 62
commissies mits in de verordening duidelijke regels staan, dat
inbreng van buitenaf verkregen kan worden. De voorliggende verorde
ning vormt een klein raadje in de raad. Ieder individueel raadslid
heeft het recht om voorstellen te doen aan burgemeester en wet
houders. Dat kan de commissie nu ook. Ieder individueel raadslid
heeft het recht zijn informatie in te winnen, overal waar hij dat
zelf goed acht. Dit heeft de commissie ook. Het instellen van een
commissie die niets nieuws inbrengt is een vrij zinloze zaak.
De VOORZITTER heeft er geen moeite mee de verordening van een
commissie ex artikel 6l aan te passen, zodat aan de wensen voldaan
kan worden.
De heer VAN BEEK meent dat de as van het bestuur moet komen te
liggen bij do raad en niet bij burgemeester en wethouders.
De uitvoering moet liggen bij burgemeester en wethouders.
De VOORZITTER wyst er op dat de grondwet en de gemeentewet de
taken omschrijft van de raad en burgemeester en wethouders. De
raad heeft de autonomie en burgemeester en ethouders hebben het
zelfbestuur. Er kunnen ruimten geschapen woi 'en, waardoor er meer
mogelijkheden kunnen zijn. Hiervoor zal b.v. de verordening van
commissies aangepast moeten worden. Dat kan de gemeenteraad zelf^
De hefer VAN BEEK vindt het absurd een commissie in het leven te
roepen ten aanzien waarvan de regeling, vastgelegd in een verorde
ning (nog) niet acceptabel is» Dan kan beter eerst de verordening
goed worden voorbereid.
De VOORZITTER gaat uit van hei; principe een commissie in het levejh
te roepen en dan nader, bij wijze van spreken, volgende maand, de
verordening te wijzigen.
De heer VAN BEEK vindt dit geen goed uitgangspunt. Een goede vbor-
bereiding is op zijn plaats en het is niet juist er "even" een com*-
missie door te jagen.
De VOORZITTER merkt op, dat de commissie Openbare werken er al
langer is en met betrekking tot de regeling geen opmerkingen z\jn
gemaakt
Spreker brengt ten principale eerst ter sprake het beginsel van
een artikel 61 c.q. een artikel 62 commissie.
De VOORZITTER vraagt de raad of het instellen van commissies artikel
61zoals bedoeld door de heer Van Beek, gesteund wordt.
De heer VAN GASTEREN vindt dat deze vraag gesteld dient te worden
aan het einde van de discussie, teneinde een beter besluit te
kunnen nemen. Spreker wil op dit moment zonder meer de heer Van
Beek geen steun geven.
De heer VAN BEEK komt de gang van zaken over als forceren. Spreker
vraagt zich af of de raad zich bewust is,' dat het gaat over artikel
62 commissies. Is de raad bekend wat commissies artikel 61 betekenen
en inhouden.
De VOORZITTER is van mening, dat de raad zich hierover zeer ernstig
heeft beraden. Per slot van rekening is destyds bij het in het tleven
roepen van de commissie Openbare werken bewust nagegaan voor welke
commissie (61 - 62) gekozen dient te worden. De raad is in z\jn ge**
heel akkoord gegaan met een artikel 62 commissie.
De heer VAN BEEK vraagt zich af waarom anderen die hierover een
idee hebben, dit niet op tafel kunnen leggen.
De VOORZITTER is van mening dat iedereen de ruimte krygt ideeën
te geven.
De heer VAN GASTEREN vindt de taak van de voorliggende commissie
niet duidelijk. De voorliggende verordening praat niet over jeugd
t