- 16 -
De heer VAN DUIJVENBODE memoreert de situatie by de rjjksweg in"
Etten, waar beveiliging is met verkeerslichten. Er wordt te ge
makkelijk door "rood" gereden eri ^-ebeuren er ongelukken,
c. De derde en laatste schriftelijke vraag van de heer VAN GAS
TEREN luidt als volgt;
Dat het niet ondenkbaar is dat in lang van tevoren voorbereide
bestemmingsplannen, die dus op lange termijn gerealiseerd worden,
andere wensen ontstaan of andere opvattingen die kunnen leiden
tot de gedachte (bij het college) dat het verantwoord lijkt om met
toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening,
vergunning te verlenen, is mij wel duidelijk.
Graag leg ik t.a.v. daarvan aan het college de volgende vragen
ter beantwoording voor in het vertrouwen dat deze de eerstkomen
de raadsvergadering behandeld kunnen worden:
1 Is het college met mij van opvatting, dat (veelvuldig) vergun
ning te verlenen ex. art. 19 het gevaar inhoudt dat de oorspron
kelijke planologische visie van het bestemmingsplan minder her
kenbaar wordt en dat mogelijk de economische uitvoerbaarheid van
het plan dubieus wordt en dat bovendien de rechtsbescherming
van de in en daarbuiten het bestemmingsplan woonachtigen on-
voldoende gewaarborgd blijft?
(onrechtmatige daad toO.v. andere belanghebbenden en mogelijk
daax'uit voortvloeiende nadelige financiële konsekwenties voor
de gemeente)
2. Is het college mét mij van mening dat aan door de raad vast
gestelde bestemmingsplannen grote waarde moet worden toegekend
en dat alleen al het feit dat het een raadsbesluit is, een be-
1emmering voor het college moet betekenen dat art. 19 toepas
sing vindt?
3. Is het college van mening dat toepassen ex. art. 19 alleen op
zwaarwegende gronden kan plaats vinden? Zo ja, welke zwaarwegen
de gronden hanteert het college thans?
4. Is het college bereid op korte termen tot vaste en duidelijke af
spraken te komen met de raad over een vaste en duidelijke pro
cedure m.b.t. ax^tikel 19 Wet op de ruimtelijke ordening?
5. Is het college bereid mij in te lichten over de zwaarwegende
gronden die gelden in het voornemen van het college vergunnin^J
ex. art. 19 te verlenen en waarvan openbare aankondiging heeft
plaats gevonden in o.a. het Brabants Nieuwsblad van resp.15
en 17 november 1978?
6. Is het college met mij van mening dat zeer zorgvuldig moet wor
den gewerkt met art. 19 teneinde te voorkomen dat een reeds af
gegeven vergunning ex. art. 19 in hoger beroep wordt vernietigd
en zodoende de betrokkenen teleurstelt in de door de gemeente
verwekte verwachtingen?
7. In welke raadsvergaderingen (data) zijn de bestemmingsplannen
waarin Bremswegje en Drie Weikes liggen vastgesteld?
De VOORZITTER beantwoordt de vragen als volgt:
(l)Aangezien geen veelvuldige vergunning wordt verleend ex.art. 19
Wet op de ruimtelijke ordening wordt het standpunt niet gedeeld
dat de oorspronkelijke planologische visie van bestemmingsplan
minder herkenbaar wordt en ook geen schade wordt toegebracht aan
de rechtsbescherming van in de omgeving van het betreffende
perceel woonachtigen. Voorkomen moet worden ook bij toepassing
van art. 19 dat in welke vorm dan ook schade wordt berokkend
en dit geldt dus zowel planologisch als wat het individu betreft.
Daarbij komt nog dat bezwaar kan worden ingediend, want art. 19-
aanvragen worden in de dagbladen gepubliceerd en dus op ruime
wijze bekend gemaakt.