5-
6. Bezwaarschrift weigering bouwverguniüng aan J.P.CiBraat-<>*•
Drossaertstraat 11 te ChaidGastel olassificatienrt -1.778.511)
(preadvies nr.: 78.116)
De heer MARCELISSEN is het niet eens met het voorstel van burge
meester en wethouders. De raad dient hier een uitspraak te doen.
De heer MARCELISSEN doet het voorstel de heer Braat alsnog een
bouwvergunning te verlenen.
Dit voorstel wordt gesteund.
De heer GELIJNS vraagt of de gemeente getracht heeft met de heer
Braat tot overeenstemming te komen, met name ook dat de gemeente
de boerderij eventueel zou aankopen.
Indien de gemeente een boerderij in eigendom zou hebben, kan deze
straks voor andere transacties ten behoeve van bestemmingsplannen
kunnen worden aangeboden.
De VOORZITTER wijst er op, dat het voorliggende voorstel handelt
over de toepassing van de bestemmingsvoorschriften van het plan in
hoofdzaak (buitengebied)
Het bouwplan is gesitueerd in Landelijk Gebied III, op de als zo
danig bestemde grond mogen alleen woningen en andere gebouwen war
den opgericht welke uitsluitend dienen ten behoeve van een agrarisch
bedrijf
De raad kent de toestand van het onderhavige bedrijf en hierover
behoeft niet verder uitgewyd te worden.
De heer GELIJNS merkt hierbij op, dat in het onderhavige geval een
agrariër niet op zyn eigen grond kan bouwen, terwijl in de omge
ving niet agrariërs wel hebben mogen bouwen.
De heer SWEERE meent dat de heer Braat wel agrarisch wil bouwen
enerzijds, doch anderzijds de boerderij van de hand wil doen en vraagt
zich af of dit juist is. De VOORZITTER voegt hier aan toe dat dit
niet juist is. Spreker vermeldt verder, dat de adviescommissie
voor agrarische bouwaanvragen het bouwplan heeft onderzoch en heeft
geoordeeld dat het een niet agrarisch bouwplan betreft. Bij het
eventueel van een bouwvergunning wordt een precedent geschapen,
waar later veel moeilijkheden ondervonden zullen worden.
De heer VAN GASTEREN is het niet helemaal duidelijk op welke grond
gemeend wordt toch een bouwvergunning te moeten hebben.
In het preadvies is alleen vermeld dat het plan in strijd is met de
bestemmingsvoorschriften.
Spreker haalt artikel 33 aan van de wet op de Ruimtelijke Ordening,
waarin is bepaald, dat eenmaal in de tien jaar een bestemmings
plan moet worden herzien, terwijl het voorliggende bouwplan wordt
getoetst aan - een ouder - vigerend bestemmingsplan in hoofdzaak,
vastgesteld in 1965»
De heer VAN GASTEREN heeft in de notulen van 26 juli 1978 gelezen,
dat de voorzitter van de raad naar aanleiding van vragen van de
heer Geljjns en/of Oomen heeft gezegd, dat niet altijd het advies
van de agrarische commissie wordt gevolgd.
Afwijzing van het onderhavig beroep op grond van afwijzing van de
agrarische commissie is daarom volgens spreker niet zo krachtig.
Spreker memoreert dat het voorliggende beroep voor de raad bete
kend: toetsen aan bouwverordening en bestemmingsplan.
Met betrekking tot toetsing van het bestemmingsplan zegt de
VOORZITTER dat hiervoor het genoemde plan van 1965 geldt. Het
nieuwe bestemmingsplan - buitengebied - zal zeer binnenkort gereed
komen. Ook hier zal toetsing moeten plaatsvinden en nagegaan die
nen te worden of het een agrarische vestiging is. De onderhavige
bouw is geen agrarische vestiging.
Het onderhavige bedrijf is 18 ha groot en hiervan wordt afgenomen