- 3 - Ik wil mijn welkomstwoord heel erg kort houden en wil nu graag het woord geven aan de waarnemend burgemeester, wethouder Ernest. Wethouder ERNEST dankt hiervoor de voorzitter en houdt de volgende toespraak. Milnheer de voorzitter, mevrouw Andriessen en Matty. Wanneer ik hier, mijnheer de voorzitter, in aanwezigheid van uw col lega's van de directe buurgemeenten, de dames en heren van de gemeen teraad, de secretaris, de dames en heren van het totale gemeenteper- soneelverdere genodigden en aanwezigen, tot u het woord ga richten, dan geloof ik dat u het liefst zou hebben dat ik tegen u zou zeggen; Mijnheer de voorzitter het is mooi geweest, u hebt het geweldig goed gedaan, wij hebben een cadeau voor u en heel veel dank. Het zou echter een veel te eenvoudig en niet duur schilderij zJJn ®Yer een ambtsperiode die zo barstensvol activiteiten en werklust heeft gezeten dat dit een veel te kleine weergave zou zijn van de vele diens ten die'u aan de bevolking van Oud en Nieuw Gastel en ver daarbuiten heeft verleend. Het zou een schilderij moeten zijn waarop in prachtige kleurschakeringen aangegeven zou moeten zijn langs welke wegen en •terreinen uw 17 jarige ambtsperiode in onze gemeente is gegaan. Het zou dan minstens een hele kamerwand bedekken om alles uit te beelden wat u, met voor eenieder onbegrijpelijke hoeveelheid energie, in de nu zo kort lijkende 17 jaren aan activiteiten hebt opgebracht. Want toen u tot burgemeester van onze gemeente werd benoemd, bent u vanuit het kleine Ovezande vol enthousiasme aan het werk gegaan. Even werd gedacht, hoe zal deze zeeuw zich aanpassen aan de brabantse sfeer, maar al gauw bleek dat wij u niet behoefde te leren om met brabanders om te gaan en hun gewoonten en problemen te weten te komen. In Ovezande was u zo vergroeid met de veelvuldige kontakten met uw inwoners dat u ook in onze gemeente direct aan het werk toog om de bevolking te leren kennen. U trof het daarbij, dat u in een college belandde zoaxS secretaris H. van Mechelen, wethouder P. Verholen en wethouder L. Vrolijk, zaliger gedachtenissen, die allen, als geboren Oud Gastelaren, u als geen ander konden inlichten. Niemand zal kunnen ontkennen dat u wonderwel geslaagd bent geweest in de kontakten met de bevolking. Alsof iedere gemeentenaar uw eigen kind was, stond u hen met raad en daad terzijde, daarbij niet schromend om op tijd de waarschuwende vinger op te steken wanneer het om de belangen van de gemeente ging of die van anderen. U ging de problemen niet uit de weg, want had u de indruk dat een in woner niet tot u durfde te komen dan zocht u die zelf wel op. Het was het puur menselijke in u wat u naar de mensen dreef waarvan u vermoed de dat zij hulp nodig hadden. Maar niet alleen het menselijke, ook het bestuurlijke en zakelijke vlak was u eigen. Met wver in de omtrek bekende welbespraaktheid om uw ideeën waar te maken, heeft u met een onverzettelijke zeeuwse wil, met tevens daaraan verbonden een brabantse gemoedelijkheid, in grote lijnen het beleid bepaald voor een gemeente die als agrarisch is bestempeld en die deze karaktereigenschap tot op heden goed heeft bewaard. Niettemin moesten in de kernen van onze dorpen woningen worden gebouwd voor de autochtone bevolking. Daar plan Karolien reeds ver volgebouwd was toen u als burgemeester hier kwam, moest een bestemmingsplan voor de beide kernen voor de toekomst worden gemaakt. Vele raadsleden die toen zitting hadden, en het gehele bestemmingsplan moesten goedkeuren, vonden dit een op het eerste gezicht veel te rigoreus plan waarmee de gemeente naar men dacht, wel 40 jaar verder zou kunnen.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1978 | | pagina 125