- 8 - 11o Rondvraag a. De heer VAN MERRIENBOER heeft twee schriftelijke vragen ingediend. De eerste luidt als volgt. Naar aanleiding van een eerder gericht schrijven aan uw college, en het schrijven van 31 mei 1976, betreffende de uitbreiding van de fietsenstalling en het onderhoud van het nabijgelegen speelveld, van het oudercomité van de St. Bernardusschoolzou ik gaarne van u vernemen of hier reeds een beslissing was genomen, daar deze aangelegenheid zeer dringend oplossing behoeft. Dit te meer daar reeds in oktober 1975 ten aanzien van de fietsenstalling door de raad positief werd beslist. De VOORZITTER vermeldt, dat het een verduiveld moeilyke zaak is. Er is namelijk een verschil van mening ontstaan tussen de inspecteur van het onderwijs en het schoolbestuur inzake het aantal stallings plaatsen. Het college van burgemeester en wethouders is het volkomen eens met de opvatting van de inspecteur. Burgemeester en wethouders hebben gedacht een oplossing te vinden_ door overplaatsing van de fietsenstalling van de voormalige m.a."vi^^.- school naar de St. Bernardusschool. Het blijkt dat bij vervoer en op breken, enz. en aanbrengen nieuwe fundering nogal van kosten ge moeid zijn. De laatste maanden heeft onze technische dermate veel werk te verrichten (onderhoud plantsoen, enz.) en kon overplaatsing niet plaats vinden. Uitgegaan wordt van een aantal stallingsplaatsen in overeenstemming met de visie van de inspecteur, n.l. dat voor kinderen vlak bij school geen stallingsruimte nodig is. Het is de bedoeling de bestaande stallingsruimte te handhaven en hieraan nieuwe stallingsruimte aan te bouwen en hiervoor de gelden te bestemmen die hiervoor nodig zijn. Het is te hopen dat hiermede de zaak kan worden afgerond. Met betrekking tot het onderhoud van het nabijgelegen speelveld vinden burgemeester en wethouders het een onbegrijpelijke zaak dat het oudercomité geschreven heeft dat dit te wensen overlaat. De VOORZITTER memoreert dat dit speelveld is aangelegd met door de raad beschikbaar gestelde gelden op grond van artikel 72 van de Lager-onderwijswet 1920. Het schoolbestuur heeft daarna het onderhond te verzorgen. De gemeente heeft hulp geboden het hoge gras te verwijderen. De ge meente heeft geadviseerd met een grasmaaier het gras bij te houden, hetwelk kan geschieden door de thans bij het schoolbestuur in dienst zijnde concierges. Wethouder ERNEST kan nog meedelen dat het schoolbestuur voor de beide scholen in Oud Gastel een maaimachine zal aanschaffen, b. De tweede vraag van de heer VAN MERRIENBOER luidt als volgt: Naar aanleiding van de positieve beslissing van de Provinciale Staten van Noord-Brabant ten aanzien van de aanleg van het Mark- Vliet-kanaal lijkt het my dienstig ook een standpuntbepaling van de raad der gemeente Oud en Nieuw Gastel in de publiciteit te brengen. Dit te meer daar een belangrijke bevolkingsgroep ten nauwste be trokken is bij de aanleg van dit kanaal, n.l. de boeren die hiervoor hun kostbare grond dienen af te staan. In eerste instantie zie ik de belangen van onee gemeente als woongemeente niet samenvallen met de industriële belangen van de gemeente Roosendaal en Nispen. De Werkgroep Oud en Nieuw Gastel staat dus niet te juichen bij de eventuele aanleg, ook al zijn er wellicht positieve gevolgen denkbaar.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1976 | | pagina 64