- 5 - i
i I J
De VOORZITTER licht toe, dat als een verzoek binnenkomt, dit uiter
aard nader zal worden bezien. Het college is tot nog van mening dat
het niet nodig is. Ook de medewerkers zijn deze mening toegedaan en
spreken hun waardering uit voor de fantastische medewerking van de
gemeente, het rijk, het Koningin Julianafonds en het Provinciaal Op-
bouworgaan.
Er is geen behoefte om een verder beroep op de overheid te doen.
Er is terzake nog geen wettelijke regeling. Het rijk heeft wel een
bepaald bedrag ter beschikking gesteld voor incidentele toekenning.
Hier moet - tijdig - een aanvraag voor worden ingediend.
d. Een volgende vraag van de heer VAN MERRIENBOER is: "Bent u niet
van mening dat de bouw van 10 huurwoningen op een totaal van 81 wo
ningen in 1975 onvoldoende tegemoetkomt aan de vraag naar huurwonin
gen in onze gemeente en dat bijde betreffende instanties wat aan de bel
getrokken moet worden? Houdt de gemeente zelf hiermee voldoende re
kening in haar toekomstplannen?"
De verhouding van 10 huurwoningen op een totaal van 81 komt in 1975
wat irreëel over, omdat de overloop van het ene op het andere jaar
er bij betrokken dient te worden. Het reële evenwicht herstelt zich
interressant - aldus de VOORZITTER -
De gemeente houdt zeer zeker rekening met voldoende voorziening in
de sociale woningbouw. In ieder bestemmingsplan wordt rekening ge
houden met woningwetbouw, premiebouw en vrije sectorbouw.
e. De heer VAN MERRIENBOER is van mening dat de door de rijksoverheid
en de door de provincie toegestane bedillerige bureaucratie de hoofd
zaak is van vertraging der goedkeuring, veel meer dan milieugroepen
e.d., die ook geen antwoord krijgen en die zeker niet van particulier
eigenbelang kunnen worden beticht.
De VOORZITTER memoreert dat vertraging niet altijd ligt aan de provin
ciale overheid en provinciale instituten. De procedurevorm speelt
ook een rol.
Van de zijde van de gemeenten - Vereniging van Nederlandse Gemeenten -
en van de zijde van de provincie via het interprovinciaal overleg met
de ministeries wordt geprobeerd - en men is hiermede helaas al te
lang mee bezig - om de wet te wijzigen op het punt van de goedkeuring
van bestemmingsplannen.
Spreker kan er ook het nut niet van inzien dat eerst een voorberei-
dingsbesluit moet worden genomen, hetwelk gepubliceerd moet worden,
welk besluit wordt gevolgd door een definitief besluit, rekening
houdend met de bezwaren, welk besluit wederom dient te worden gepu
bliceerd.
Dit is heel erg overdreven.
De minister heeft toegezegd niet binnen al te lange tijd - het is
momenteel in behandeling bij de rijkscommissie voor planologie - met
een voorstel van wet tot wijziging van de wet op de Ruimtelijke Orde
ning te komen.
f. De heer VAN MERRIENBOER vraagt of de gehouden bespreking van 5
februari 1976 ten provinciehuize inzake het bestemmingsplan kom Stam
persgat positieve resultaten heeft gehad.
De VOORZITTER kan tot zijn genoegen mededelen dat het gehele plan
ineens in procedure gebracht kan worden.
Het plan kan alsdan geheel bouwrijp gemaakt worden. Of dit ook zal
geschieden is een andere zaak. De mogelijkheid is in ieder geval aan
wezig. Het bezwaar van de provincie is wel te begrijpen, doch na toe
lichting door de gemeente in het gesprek kon de provincie er in komen
het plan geheel in procedure te brengen en niet in 2 gedeelten, ieder
met een looptijd van 6 jaar.
i -i J 4