gehandhaafd blijven, maar ook kunnen worden veranderd, worden uit
gebruld en zelfs kunnen worden vernieuwd en welke bepaling even
eens in het plan Industrieterrein zal worden opgenomen, dan is
het duidelijk, dat geen voorstel gemaakt behoeft te worden.
De heer VAN MERRIENBOER blijft het aanvechtbaar' vinden, dat ge
deputeerde staten op gronden van bovengemeentelijk belang het be
stemmingsplan willen aanpassen» Spreker is van mening dat in het
onderhavige geval geen bovengemeentelijke belangen in het spel
zijn» Spreker heeft er echter begrip voor dat als de gemeente de
zaak verliest, zij zelf niets kan bepalen. Burgemeester en wethouders
blijven echter in de gelegenheid bij opneming van de betreffende be
paling, dat onder bepaalde voorwaarden kan worden afgeweken van
het plan. Met name is er dan niet de moeilijkheid die de heer Oomen
veronderstelto De VOORZITTER tekent hierbij aan dat de heer Oomen
geen moeilijkheden meer heeft.
Spreker wijst er uitdrukkelijk op, dat als de gemeente zelf de be
palingen maakt, zij een vinger in de pap heeft.
De heer AKKERMANS memoreert, dat voor de derde maal de zaak wordt
behandeld.
Nu met een sterke stok van het provinciaal bestuur achter de deur.
Hieruit blijkt dat de provincie en het rijk het ernstig menen om geen
detailhandel te creëren in de periferie van een bebouwd centrum.
Dit centrum wordt dan ontwricht. Meermalen is gezegd, dat dit geen
idee is van het plaatselijk bedrijfsleven, doch voortvloeit uit het
principe van de regering waarvan de P.v.d.A. en de P.P.R. een be
langrijk deel van uitmaken. Dat zegt toch wel wat. Waarom wil de
gemeente anders?
De VOORZITTER valt in de rede met de opmerking, dat dit ver gezocht
is en dat gedeputeerde staten volgens hun visie de bepalingen van
de wet uitvoeren en dat het nie^t worden gezocht in. bepaalde groepe
ringen in de regering.
De heer AKKERMANS voegt hieraan toe dat het van de regering naar de
Tweede Kamer is gegaan, waar het zonder meer wordt gezegd. De pro
vincie heeft hiervan ook kennisgenomen.
Spreker meent, dat er een misverstand in deze zaak is ontstaan.
De grote zorg, die bij velen van ons leeft, was de levensvoorwaarde
van bestaande bedrijven. De Boerenbond dus ook, die aan haar eigen
leden verkoopt, ook en detail. Deze zorg was niet zo zeer reël,
maar wel begrijpelijk.
Bij latere informatie is gebleken, dat deze zorg, deze angst iet wat
voorbarig was. Het is echter een feit, dat bestaande bedrijven - dus
ook de Boerenbond - recht hebben en houden om in overeenstemming
met hun aard, te verbouwen, te veranderen, te vergroten om de groei
bij te kunnen houden en te kunnen volgen. Dit is een rechtvaardigheids
beginsel, dat in de wet is neergelegd. Spreker zou het op prijs stel
len, dat dit nog eens werd vastgesteld in het raadsbesluit en straks
in het bestemmingsplan.
Niemand kan hier bezwaar tegen hebben. Ook de fractiegenoten van
spreker zijn dan bereid achter het voorstel van burgemeester en wet
houders te staan.
Ditzelfde recht heeft dan ook het nevenliggende transportbedrijf.
De groei daarvan illustreert duidelijk genoemd standpunt.
De opmerking die gemaakt is, dat de overheid nooit zal mogen in
grijpen in de beslissing van zelfstandige bedrijven is niet juist en
gaat echt niet op in een moderne maatschappij. Dat is nota bene een
liberaal standpunt uit de vorige eeuw en het is historisch en sociaal
gezien funest geweest.