- 6 -
De snellere ontwikkeling der gemeente dateert in feite van de
na-oorlogse jaren. De sterke agrarische inslag vanaf de oor
sprong der gemeente, heeft vanzelfsprekend hierin mede een
rol gespeeld. Het is nu eenmaal een bekend feit dat de agra
riër, de boer, gehecht zijnde aan zijn bedrijf, aan zijn grond,
aan zyn uitgesproken cultuur, aan zijn gebondenheid van tra
dities, aan leven en werken, aan zijn volkomen "eigen" zijn
niet zo snel over ging tot veranderingen, neen zich vast
hield aan datgene wat de natuur hem bood en zijn geloof hem
gaf. Ten gevolge van de na-oorlogse economische verandering,
welke uiteraard ook gevolgen heeft gehad in de agrarische sec
tor heeft de gemeente zich aan deze veranderingen moeten aan
passen teneinde niet achter te blijven in de vaart der volkeren.
Ik meen nu te mogen concluderen dat in onderling begrip en harde
werkzaamheid deze ontwikkeling geleid heeft tot een alleszins
volwaardige gemeente, welke op allerlei gebied meetelt in het
West-Brabantse land, waar voorzieningen zijn die op het totale
leven de mens zijn ingespeeld en waarvan gezegd mag worden dat^^
dit alles het leven in Oud en Nieuw Gastel waarde geeft en dat
het een voldoening is niet alleen hier te mogen verblijven, maar
altyd nog een voldoening voor talrijk velen hieraan te blijven
werken. De tjjd staat niet stil by deze 700 jaren; er wacht ons
steeds nog werk, maar we moeten voorzichtig zijn dat we niet
grootmoedig worden en een toren van Babel willen gaan bouwen,
want dat past ons niet en dan ook zou het kunnen zijn dat mooie
plannen ineen storten. Neen, wy moeten met Gods hulp blijven
ploegen en eggen, blyven zaaien en oogsten, rustig cultiverend
uitbouwend al datgene waarmede we zyn begonnen en nog steeds
aan werken, zodat ons nageslacht over 100 jaren ter gelegenheid
van het 800-jarig bestaan zal mogen zeggen dat wij allen die hen
voor gingen in innige samenwerking en met grote inspanning, maar
ook met een enorme dankbaarheid gewerkt hebben aan ons Oud en
Nieuw Gastel en met deze intentie mogen we terecht de komende
dagen feest gaan vieren; waarbij ik met bijzondere veel waardering
denk aan het feestcomité, onder leiding van de wethouder Vrolyk,
aan de overige bestuursleden en speciaal aan hen die zich extra
hebben ingespannen om het geheel goed te doen verlopen; aan
len overigens die op enigerlei wyze hun medewerking hebben gege
ven. Ik heb al gezegd dat er ontzettend veel is gewerkt. In een
comité zyn er altijd een paar keiharde trekpaarden aanwezig die
nu eenmaal het karretje moeten trekken. Wy hebben ook hulp nodig
van anderen, die nu eenmaal een dergelyk comité vormen. Feest
vieren dus in liturgische zin met dankbede en vreugdezang; feest
met Bisschop en priesters met wie we ons geestelijk verbonden
voelen; feest ook in burgerlijke zin, getooid in groen en bloe
men, in zang en dans tesamen met onze Commissaris der Koningin,
met Amsterdam, met zeer velen rond onze boom der vrijheid, met
talrijken van elders, met velen die hier gewoond hebben en nu
een kijkje zullen komen nemen om te delen in onze feestvreugde,
kortom het volk van het land van Gastel zal jubelen, het Gas
telse land zal schudden óp zyn veste de komende dagen en dank
zy de nieuwsmedia zal geheel Nederland weten wat het betekent
Gastelaar te zijn in hart en nieren; in het West-Brabantse land
zal de klank van onze vreugde die van de machines doen over
stemmen en des avonds zullen de vogels en de planten in ons
Gastelse polderland hen hoofden buigen voor deze spontane vreug
de en uit dankbaarheid voor de Schepping waarin dat alles, mens,