- 19 - Verder wenst niemand het woord. De begroting voor het dienstjaar 1975 wordt zonder hoofdelijke stemming met algemene stemmen conform het voorstel van de com missie ad hoe vastgesteld. Verder wordt door de VOORZITTER voorgesteld de 1e en de 2e wij ziging van de begroting 1975 vast te stellen hetgeen zonder hoofdelijke stemming met algemene stemmen geschiedt. 9Vaststelling verordening heffing Onroerend-goedbelasting classificatienr-1.714>1) (preadvies nr.?4.129) Wil de onroerend-goedbelasting in werking treden op 1 januari 1976 moet de verordening worden vastgesteld vóór 1 januari 1975* De mogelijkheid blijft aanwezig de verordening in 1975 te wijzigen. De voorliggende verordening is gebaseerd op voorlopige taxaties. Het valt de VOORZITTER op, dat de gemeente in vergelijking met andere gemeenten die de verordening al hebben vastgesteld Ou denbosch, Standdaarbuiten, Hoeven, op een laag tarief uitkomt). Onze gemeente becijfert 6,80, andere gemeenten 131 159 per eenheid. Het is derhalve niet uitgesloten, dat in 1975 °P het tarief zal moeten worden teruggekomen. De VOORZITTER stelt ter verduidelijking, naar aanleiding van de desbetreffende vraag van de heer VAN MERRIENBOER, dat niet het rioolafvoerrecht vervalt, doch wel de rioolbelasting, bij de invoering van de Onroerend-goedbelasting. De heer VAN MERRIENBOER merkt op, dat bij de in het preadvies gegeven berekening de kosten van sociale zorg niet in mindering zijn gebracht op de algemene uitkering uit het gemeentefonds voor de berekening van de heffingslimiet van 27%. De VOORZITTER merkt op, dat de factor sociale zorg niet is mede- geteld bij de berekening van de algemene uitkering, zodat deze dan ook niet behoeft te worden afgetrokken. De heer VAN MERRIENBOER citeert de bepaling van de wet van 2k de cember 1970> dat bij de invóering van de Onroerend-goedbelasting nog 7/12 van de personelebelasting van het jaar voorafgaande aan het jaar van invoering wordt geheven. De VOORZITTER memoreert dat dit verband houdt met het niet gelijk lopen van het belastingjaar van de personele belasting en het kalenderjaar. De heer VAN MERRIENBOER merkt ten aanzien van de ontwerp-veror- dening op, dat het model van de Vereniging van Nederlandse Ge meenten is gehanteerd, doch dat o.a. in artikel 1 niet is opge nomen, dat cultuurgrond niet onder de verordening valt. De VOORZITTER wijst op het bepaalde in artikel 7» sub a alwaar cultuurgrond buiten de heffing valt. Op de desbetreffende vragen van de heren VAN MERRIENBOER en AKKER MANS, antwoordt de VOORZITTER dat de taxaties om de vijf jaar worden aangepast, hoewel dit tussentijds bij grote veranderingen eveneens plaatsvindt b0v. nieuwbouw c.q. verbouw. Tot meer duidelijkheid wordt de betreffende vraag van de heer VAN MERRIENBOER door de VOORZITTER bevestigd, dat pastoriën (artikel 7, sub b) onder de heffing van onroerendgoedbelasting vallen.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1974 | | pagina 131