- 6 -
De heer VAN ZUNDERT deelt hierna nog mede, dat het bovengenoemde
schrijven van het diocesaan centrum gedateerd is: 19 oktober»
De VOORZITTER antwoordt als volgt»
Het is vanzelfsprekend, dat ik mij verplicht voel om hierop in te
gaan» Ik vind het erg jammer, dat wil ik duidelijk stellen, dat
ik dat moet doen»
Ik vind het ten hemel schreiend dat dergelijke betogen op dit mo
ment in deze raad worden gehouden ten aanzien van het bedrag per
lêerling» Ik wil daar geen andere woorden voor gebruiken, mijnheer
Van Zundert, omdat ik meen, dat ik al heel duidelijk tot uitdruk
king heb gebracht, eerder, waarom wij tot de vaststelling van het
bedrag per leerling zijn gekomen.
Ik heb u al meermalen in de raad gezegd, dat een vergelijking van
bedragen per leerling van andere plaatsen, van andere scholen, in
totaal niet opgaat en dat ik het schrijven van het diocesaan bureau
zonder meer naatt mij neerleg, wat dat betreft, omdat ik in geen
enkel opzicht waarde hecht aan vergelijking van cijfers zo maar op
een rytje, zonder nader aan te duiden hoe men tot de cijfers komt^^
Ik kan u van de andere kant zeggen, dat ik u moet aanvallen op hi^
feit, dat u zegt, dat wij in de begroting geprofiteerd hebben van
het lage bedrag per leerling»
Dit is onwaar^ Dit is keihard onjuist, omdat wij per jaar 70.000,--
a 80o000,-- uit de gewone dienst moeten halen om bij te leggen
bij de uitkeringen uit het gemeentefonds, die de gemeenten voor het
onderwijs krijgt.
ya^neer wij uit het gemeentefonds een te lage uitkering krijgen,
dan hebben wij er niets mede te maken; dit is een kwestie zoals het
rijk dit ziet. De gemeentejjfgroting wordt zeer nadelig beïnvloed
door de hoge uitgaven welke wij de laatste jaren tengevolge van de
onderwijssituatie hebben gebruikt.
Een vergelijking van het b.l.o. en het basisonderwijs gaat natuur
lijk in genendele op.
Wij hebben in het preadvies heel duidelijk gesteld, dat we behoefte
gevoeld hebben het b. 1o-onderwij wat op te trekken, omdat dit
schijnbaar wat achtergebleven is bij andere jiaren en we hebben zelfs
op een bepaald moment van het ene op het andere jaar -ik meen van
1969 naar 1970- het bedrag van het b.l.o. niet verhoogd.
Het bedrag voor de b.l.o. is toen gelijk gebleven, terwijl toen heW
bedrag voor het basisonderwijs wel is verhoogd.
Ik meen me zelfs te mogen herinneren dat u op een bepaald moment,
toen wij een voorstel deden om het b1o-onderwijs te verhogen,
u toen meende te moeten opmerken, dat het onnodig was het bedrag
per leerling voor het schippersonderwijs te verhogen.
Nadien heeft u, vorig jaar, gezegd, dat wij terecht het bedrag per
leerling voor het b.l.o. hebben bijgetrokken.
Put het schoolbestuur de begroting voor dit jaar niet heeft inge
diend is inderdaad juist.
Maar dat het schoolbestuur de begroting niet heeft ingediend, omdat
wij geen gevolg geven aan hetgeen in de begroting is vermeld, is e-
veneeas onjuist. Het schoolbestuur heeft ons n.l. heel duidelijk
gesteld dat het vastgestelde bedrag van 150,-- Per leerling
volkomen reëel was en het er zeer erkentelijk voor was.
Het is een vanzelfsprekende zaak, dat wij, wanneer wij het bedrag
per lêerling voor 1973 vaststeileijy uitgaan van het bedrag per
leerling van 1972, in algemeen overleg, tot erkentelijkheid van
degenen die er bij betrokken zijn op 150»-- en dit een basisbedrag
is om van hieruit te gaan rekenen.
En wanneer we 150,-- stellen en de algemeen inspecteur meent
dat de prijsverhoging gesteld moet worden op 10$, dan komt het be-
ij