De VOORZITTER heeft de situatie ter plaatse mede bezien en kan het
voorliggende voorstel toch wel aanvaarden. Het verkeer behoeft er
niet door in gevaar gebracht te worden.
De heer RUIJTEN memoreert, dat het gaat om de belangen van één zaken
man. Als de bedoeling voorligt hem parkeergelegenheid te verschaffen
dan is dit niet juist. Als er parkeergelegenheid moet zijn, dan moet
de betreffende zaak hiervoor zelf zorg dragen. Het is wel hard,
maar het algemeen belang mag hieraan niet worden opgeofferd.
De heer RUIJTEN vindt het voorstel een "lachertje".
De VOORZITTER zegt, dat het niet zo is, dat er formeel geen op- of
aanmerkingen gemaakt kunnen worden tegen het voorliggende voorstel,
doch het gebeurt wel meer, dat naar aanleiding van op- en aanmerkingen
argumenten aanwezig zjjn, op een besluit terug te komen.
De heer RUIJTEN ziet het ter plaatse een hopeloze warboel worden.
Hiermede is het de VOORZITTER niet eens. Er is daar een brede toe
gang tot de Meirstraat. De heer RUIJTEN stelt dat het gaat om kort-
parkeerders5 spreker gelooft hierin niets er komen toch lang-parkeer-
ders, hetwelk uit ervaring vaak blijkt.
De heer KOEVOETS brengt het volgende ter tafels
"Mijnheer de voorzitter, op de bestuursvergadering van Veilig Verkeer
van maandagavond jol. heb ik het verzoek gehad aan de raad te vragen
de verkeersmaatregelen welke op 26 januari 1972 door de gemeenteraad
zijn genomen betreffende het instellen van een parkeerverbod in de
Meirstraat, niet te veranderen, omdat het bestuur van Veilig Verkeer
de verkeerssituatie veel veiliger vindt door het genomen besluit".
De heer KOEVOETS vervolgt met het weergeven van zijn persoonlijke
mening.
"In uw preadvies van 26 januari 1972, agendapunt 10, sprak u over
een ernstige mate van gevaar voor de vrijheid van het verkeer en de
veiligheid op de weg ter plaatse. Het was toch wel een bewijs, dat u
het nodig vond deze maatregelen te nemen. Verder schreef u in het
preadvies van 26 januari: "gezien het bovenstaande en mede gezien
het advies van de groepscommandant van de rijkspolitie te Oud Gastel,
stellen wij u voor.enz enz
In uw preadvies van 26 april 1972 mis ik deze zin. Is dit vergeten
te vermelden of is de groepscommandant niet ingelicht over de veran
deringen die u voorstelt.
In de notulen van 26 januari 1972, ons toegestuurd in februari lees ik
ten overvloede bij punt 10 dat "zonder hoofdelijke stemming met algeme
ne stemmen wordt besloten" tot een berperkt parkeerverbod in de Meir
straat. De gehele raad was derhalve van mening dat de maatregel drin
gend nodig was. Precies drie maanden later komt u met een voorstel,
waarbij u alleen nog oog hebt voor de belangen van de eigenaar vifn
Place de Meir en helemaal de ernstige mate van gevaar over het hoofd
ziet van het verkeer en de veiligheid op de weg.
Ik kan me goed indenken, dat die bewoner wel hinder ondervindt van de
verkeersmaatregel, maar of hij er ook nadeel van ondervindt meen ik
ernstig te betwijfelen, gezien het grote aantal auto's dat u verder in
de Meirstraat parkeert.
Mijnheer de voorzitter, elke verandering welke we in deze verkeers
maatregel brengen is ten nadele van het verkeer. Ik zou graag willen
voorstellen, het besluit van 26 januari niet in te trekken".
De VOORZITTER vermeldt, dat de politie uiteraard is gehoord.
Dit is zo vanzelfsprekend, dat dit niet vermeld behoefde te worden.
De VOORZITTER trekt geen woord in wat destijds is geschreven. Op dat
moment was het zo.
De heer AKKERMANS ziet geen bezwaar tegen de voorliggende kleine ver
andering, indien hierdoor de strekking van de maatregel toch tot zijn
recht komt en er geen verkeerschaos door ontstaat.